Uitspraak
18.1521 PW
OVERWEGINGEN
BESLISSING
29 oktober 2019.
Centrale Raad van Beroep
Op 29 oktober 2019 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak van appellante tegen het college van burgemeester en wethouders van Zaanstad. De zaak betreft de intrekking van bijstand op basis van het niet meewerken aan een huisbezoek. Appellante ontving sinds 12 oktober 2013 bijstand, maar na een tip over haar woonsituatie heeft de gemeente Zaanstad een onderzoek ingesteld. Tijdens een gesprek op 25 april 2017 heeft appellante verklaard dat zij zwanger is en dat haar man niet bij haar woont. Na confrontatie met bewijs van haar huwelijk, weigerde zij echter medewerking aan een huisbezoek. Het college heeft daarop de bijstand per 25 april 2017 ingetrokken, omdat appellante haar medewerkingsverplichting niet nakwam.
De rechtbank Noord-Holland verklaarde het beroep van appellante tegen deze intrekking ongegrond. In hoger beroep heeft appellante betoogd dat de rechtbank ten onrechte oordeelde dat er geen redelijke grond was voor haar weigering om mee te werken aan het huisbezoek. Appellante stelde dat zij onder druk haar verklaring had afgelegd en dat er een zwaarwegend belang was om niet mee te werken, omdat haar moeder op dat moment een epileptische aanval had.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de redenen van appellante niet voldoende zwaarwegend waren om het belang van het college om de woonsituatie te verifiëren te laten wijken. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat appellante niet aannemelijk had gemaakt dat zij een zwaarwegend belang had om niet mee te werken aan het huisbezoek. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd en er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.