Uitspraak
18.4471 ANW
19 juli 2018, 18/60 (aangevallen uitspraak)
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 24 oktober 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de afwijzing van een nabestaandenuitkering aan appellante. Appellante, geboren in 1961 en woonachtig in Marokko, had een aanvraag ingediend voor een nabestaandenuitkering op basis van de Algemene nabestaandenwet (ANW) na het overlijden van haar echtgenoot op 20 mei 2017. De echtgenoot had in Nederland gewoond en gewerkt, maar was ten tijde van zijn overlijden niet verzekerd voor de ANW. De Sociale verzekeringsbank (Svb) had de aanvraag op 9 oktober 2017 afgewezen, en het bezwaar daartegen was op 21 november 2017 ongegrond verklaard.
De rechtbank Amsterdam had de eerdere uitspraak van de Svb bevestigd, waarop appellante in hoger beroep ging. Tijdens de zitting op 12 september 2019 was appellante niet aanwezig, maar de Svb werd vertegenwoordigd door mr. J.A.H. Koning. De Raad oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat appellante geen recht had op de nabestaandenuitkering, omdat haar echtgenoot ten tijde van zijn overlijden niet verzekerd was voor de ANW. Dit werd onderbouwd met de vaststelling dat de echtgenoot niet meer in Nederland woonde of werkte en niet vrijwillig verzekerd was voor de ANW.
De Raad concludeerde dat het feit dat de echtgenoot recht had op een AOW-pensioen niet betekende dat hij ook verzekerd was voor de ANW. Bovendien bleek uit gegevens van de Marokkaanse sociale zekerheid dat de echtgenoot ook daar niet verzekerd was. De Centrale Raad van Beroep bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en wees het hoger beroep van appellante af. Er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.