ECLI:NL:CRVB:2019:334
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake schadevergoeding en fiscale schadevergoeding door gemeente Amsterdam
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 21 juli 2017, waarin het verzoek om vergoeding van fiscale schade door het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam werd afgewezen. Appellant, die sinds 1990 in vaste dienst was bij de gemeente Amsterdam, kreeg in 2010 ontslag, maar dit ontslag werd in 2014 door de Centrale Raad van Beroep herroepen. Appellant verzocht het college om nabetaling van salaris en vergoeding van fiscale schade die hij had geleden door de nabetaling van salaris in 2014. Het college erkende de schadeplichtigheid, maar weigerde de vergoeding omdat appellant geen bewijs had geleverd van daadwerkelijk geleden belastingschade.
Tijdens de zitting op 12 april 2018 hebben partijen de gelegenheid gekregen om tot een schikking te komen, wat uiteindelijk leidde tot overeenstemming. Appellant verzocht de Raad om het college te veroordelen in de proceskosten. De Raad heeft het besluit van 10 augustus 2017 van het college in de beoordeling betrokken en vastgesteld dat het college op 22 oktober 2018 alsnog een besluit heeft genomen over de fiscale schade, waarbij het college appellant een bedrag van € 12.793,42 heeft toegekend. Hierdoor was het procesbelang van appellant komen te vervallen, en werd het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard. De Raad heeft het college veroordeeld in de proceskosten van appellant tot een bedrag van € 1.024,- en het griffierecht van € 250,- vergoed.