ECLI:NL:CRVB:2019:3338

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
23 oktober 2019
Publicatiedatum
23 oktober 2019
Zaaknummer
19/1872 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslag op WIA-uitkering en medewerking van het Uwv aan executoriale besluiten

In deze zaak heeft appellante, zonder vaste woon- of verblijfplaats, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De rechtbank had op 2 april 2019 het beroep van appellante tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) ongegrond verklaard. Dit besluit was genomen naar aanleiding van een bezwaar van appellante tegen een eerder besluit van 20 juni 2016, waarbij het Uwv het bezwaar alsnog ongegrond verklaarde. Het Uwv stelde dat het gehouden was aan de beslaglegging en dat het de beslagvrije voet respecteerde.

Tijdens de zitting op 3 oktober 2019 heeft appellante haar gronden herhaald, waarbij zij aanvoerde dat het Uwv geen medewerking had moeten verlenen aan de beslaglegging en dat de hoogte van de beslagvrije voet onjuist was. Het Uwv heeft echter bevestigd dat de eerdere uitspraak van de rechtbank correct was en dat zij de juiste procedures volgden.

De Centrale Raad van Beroep heeft, met inachtneming van de overwegingen van de rechtbank, geoordeeld dat het Uwv inderdaad gehouden was om medewerking te verlenen aan de executoriale besluiten. De Raad heeft vastgesteld dat de argumenten van appellante in hoger beroep niet voldoende waren om tot een andere beslissing te komen dan die van de rechtbank. De uitspraak van de rechtbank werd dan ook bevestigd, en er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

19.1872 WIA

Datum uitspraak: 23 oktober 2019
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
2 april 2019, 18/5898 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] , zonder vaste woon- of verblijfplaats (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Appellante heeft hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Appellante heeft nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 3 oktober 2019. Appellante is verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. P.C.P. Veldman.

OVERWEGINGEN

1.1.
Voor de relevante feiten wordt verwezen naar de aangevallen uitspraak. Er wordt volstaan met vermelding van het navolgende.
1.2.
Bij besluit van 10 september 2018 (bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van appellante tegen het besluit van 20 juni 2016 alsnog ongegrond verklaard. Het Uwv heeft dit besluit gebaseerd op het standpunt dat het Uwv gehouden is aan een beslaglegging uitvoering te geven en voorts dat is gehandeld met respectering van de beslagvrije voet.
2. De rechtbank heeft het door appellante tegen het bestreden besluit ingediende beroep ongegrond verklaard waarbij zij onder verwijzing naar rechtspraak van de Raad van 2 januari 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:104, en 19 april 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:1502, heeft geoordeeld dat het Uwv gehouden is medewerking te verlenen aan het beslag. Tevens heeft zij geconstateerd dat de bezwaren van appellante tegen het beslag in verschillende uitspraken van de rechtbank en de Raad zijn verworpen en voorts dat appellante, als zij zich niet kan vinden in de beslaglegging, haar bezwaren kan voorleggen aan de civiele rechter. Tot slot heeft de rechtbank geoordeeld dat het Uwv het bestreden besluit voldoende heeft gemotiveerd.
3.1.
Appellante voert in hoger beroep in essentie gelijke gronden als in beroep aan. Het Uwv had geen medewerking dienen te verlenen aan de beslaglegging. Het beslag is onterecht en de hoogte van de beslagvrije voet is onjuist.
3.2.
Het Uwv heeft bevestiging van de aangevallen uitspraak bepleit.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Met de rechtbank en op grond van gelijke overwegingen wordt geoordeeld dat het Uwv gehouden was medewerking te verlenen aan de executoriale besluiten en voorts dat het Uwv met de betalingsbeslissing binnen het kader van het beslag is gebleven.
4.2.
Wat overigens door appellante in hoger beroep is aangevoerd geeft geen aanleiding om anders te beslissen dan de rechtbank heeft gedaan.
4.3.
Uit het vorenstaande vloeit voort dat het hoger beroep niet slaagt, zodat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door A.T. de Kwaasteniet, in tegenwoordigheid van E. Diele als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 23 oktober 2019.
(getekend) A.T. de Kwaasteniet
(getekend) E. Diele