In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 oktober 2019 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de beslissing van het Uwv om haar WGA-uitkering te beëindigen. Appellante, die eerder volledig arbeidsongeschikt was verklaard, had in 2016 een herbeoordeling ondergaan waarbij het Uwv concludeerde dat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt was. De rechtbank Oost-Brabant had het beroep van appellante tegen deze beslissing ongegrond verklaard, wat leidde tot het hoger beroep.
De Raad heeft vastgesteld dat het medisch onderzoek door het Uwv zorgvuldig was uitgevoerd en dat de geselecteerde functies voor appellante passend waren. Appellante voerde aan dat haar fysieke en psychische klachten onvoldoende waren meegewogen en dat de geselecteerde functies niet geschikt waren vanwege schouderbelastend werk. De Raad oordeelde echter dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep het verslag van de orthopedisch chirurg Oosterbos voldoende had betrokken in zijn beoordeling en dat er geen nieuwe medische gegevens waren overgelegd die de stellingen van appellante konden onderbouwen.
De Raad concludeerde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat het Uwv de belastbaarheid van appellante correct had ingeschat en dat er geen grond was om de geselecteerde functies ongeschikt te achten. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.