ECLI:NL:CRVB:2019:3310
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor kosten tuinpoort op basis van algemene noodzakelijke kosten van bestaan
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 15 oktober 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant. De appellant, die sinds 1 mei 2012 bijstand ontvangt, had een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand voor de kosten van een tuinpoort. Deze aanvraag werd afgewezen door het college van burgemeester en wethouders van Helmond, omdat de kosten volgens hen behoren tot de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan en niet voortvloeien uit bijzondere omstandigheden zoals bedoeld in artikel 35 van de Participatiewet (PW).
De rechtbank heeft het beroep van de appellant tegen deze afwijzing ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft de appellant aangevoerd dat de tuinpoort niet alleen door slijtage vervangen moet worden, maar dat ook twee inbraken hebben geleid tot een versnelde onbruikbaarheid van de poort. Hij stelde dat de vervanging van de poort bijdraagt aan zijn veiligheid en dat de aanvraag niet betrekking heeft op tuinonderhoud, maar op de toegangspoort tot zijn woning.
De Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de kosten van een tuinpoort, indien noodzakelijk, tot de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan behoren en in principe uit het inkomen moeten worden voldaan. Bij de beoordeling van de aanvraag voor bijzondere bijstand dient te worden vastgesteld of de kosten voortvloeien uit bijzondere omstandigheden. De Raad concludeert dat de appellant niet voldoende heeft aangetoond dat er sprake is van dergelijke bijzondere omstandigheden. De aangevoerde argumenten, waaronder de inbraken, zijn niet voldoende onderbouwd met bewijsstukken.
De Raad bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en wijst het verzoek om schadevergoeding af. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.