In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 31 januari 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de uitspraken van de rechtbank Midden-Nederland. Appellante, vertegenwoordigd door mr. J.H.F. de Jong, heeft schadevergoeding gevraagd wegens schending van de redelijke termijn en heeft het Uwv en de Staat der Nederlanden als partijen betrokken. De Raad heeft vastgesteld dat de redelijke termijn in deze procedure met ruim 26 maanden is overschreden, wat leidt tot een schadevergoeding van € 2.500,-. De Raad heeft het Uwv veroordeeld tot betaling van € 192,31 en de Staat tot € 2.307,69 aan appellante. Daarnaast zijn de proceskosten in verband met het ingediende bezwaar en de rechtsbijstand in beroep en hoger beroep vastgesteld op respectievelijk € 874,-, € 1.024,- en € 768,-. De totale kosten die het Uwv moet vergoeden bedragen € 1.920,- en die van de Staat € 128,-. De uitspraak is gedaan in het openbaar en ondertekend door de rechter en de griffier.