ECLI:NL:CRVB:2019:3234

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
9 oktober 2019
Publicatiedatum
11 oktober 2019
Zaaknummer
19/589 VALYS
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag hoog persoonlijk kilometerbudget door FMMU op basis van medisch onderzoek

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 9 oktober 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Gelderland. Appellante, geboren in 1980, had een aanvraag ingediend bij de FMMU voor een hoog persoonlijk kilometerbudget (pkb), omdat zij stelde niet met de trein te kunnen reizen vanwege haar psychische aandoeningen. De FMMU heeft deze aanvraag afgewezen, omdat uit medisch onderzoek bleek dat appellante, ondanks haar aandoeningen, met begeleiding in staat was om met de trein te reizen. De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen deze afwijzing ongegrond verklaard, waarbij zij oordeelde dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat er geen noodzaak was voor aanvullend psychisch onderzoek.

In hoger beroep heeft appellante betoogd dat het medisch onderzoek onzorgvuldig was en dat de artsen van de FMMU niet gespecialiseerd waren in psychische problematiek. De Raad heeft echter geoordeeld dat de rechtbank terecht heeft vastgesteld dat de FMMU de aanvraag in redelijkheid heeft kunnen afwijzen. De Raad concludeerde dat er geen aanknopingspunten waren voor de conclusie dat appellante niet met begeleiding met de trein kan reizen. De stelling van appellante dat het reizen met de trein voor haar zeer belastend is, werd niet als voldoende argument beschouwd om af te wijken van het beoordelingskader van het Indicatieprotocol.

De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep niet slaagde. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

19.589 VALYS

Datum uitspraak: 9 oktober 2019
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 18 december 2018, 18/708 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
FMMU Advies B.V. (FMMU)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. L.A.M. van der Geld, advocaat, hoger beroep ingesteld en nadere stukken ingediend.
Namens de FMMU heeft mr. E.S. Träger een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 september 2019. Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. Van der Geld en haar broer [naam broer]. De FMMU heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. Träger.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellante, geboren in 1980, beschikt over een Valyspas met een standaard persoonlijk kilometerbudget (pkb). Zij heeft bij de FMMU een aanvraag ingediend om toekenning van een hoog pkb en daarbij verklaard dat zij niet met de trein kan reizen vanwege haar psychische aandoeningen.
1.2. De FMMU heeft in een besluit van 11 oktober 2017, na bezwaar gehandhaafd in een besluit van 27 december 2017 (bestreden besluit), de aanvraag van appellante afgewezen. Hieraan ligt ten grondslag dat bij de beoordeling van een aanvraag om een hoog pkb de criteria worden gehanteerd die zijn neergelegd in het Indicatieprotocol Hoog Persoonlijk Kilometerbudget (Indicatieprotocol), waaronder het criterium dat de aanvrager vanuit strikt medische optiek niet in staat is, al dan niet met begeleiding, met de trein te reizen. Aan dit criterium wordt niet voldaan. Appellante wordt volgens artsen van de FMMU in staat geacht om, ondanks haar psychiatrische problematiek, met begeleiding met de trein te reizen. Daarom komt zij niet in aanmerking voor een hoog pkb.
2. De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Zij heeft overwogen dat het medisch onderzoek dat aan het bestreden besluit ten grondslag ligt zorgvuldig is uitgevoerd en dat inzichtelijk is gemotiveerd dat appellante met begeleiding met de trein kan reizen. De problematiek van appellante was voldoende duidelijk, zodat een nader psychisch onderzoek achterwege kon blijven. Er is geen aanleiding om aan te nemen dat een dergelijk onderzoek zou leiden tot een andere uitkomst voor appellante. Verder is niet gebleken van bijzondere omstandigheden op grond waarvan de FMMU appellante in afwijking van het Indicatieprotocol in aanmerking had moeten brengen voor een hoog pkb.
3. Appellante heeft in hoger beroep betoogd dat het medisch onderzoek onzorgvuldig is geweest. Er is ten onrechte geen nader psychisch onderzoek verricht. Dit zou tot een andere uitkomst hebben geleid. Daarnaast zijn de artsen van de FMMU niet gespecialiseerd in psychische problematiek. Appellante heeft verder aangevoerd dat het reizen met de trein voor haar zeer belastend is vanwege haar aandoeningen.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat de FMMU de aanvraag van appellante om een hoog pkb in redelijkheid heeft kunnen afwijzen.
4.2.
Zoals de rechtbank heeft overwogen, was de problematiek van appellante op grond van de door haar ingediende medische stukken duidelijk. Onder meer op basis van die stukken hebben de artsen van de FMMU inzichtelijk gemotiveerd dat appellante in staat is om met begeleiding met de trein te reizen. Er is geen grond voor het oordeel dat de artsen onvoldoende deskundig waren om een dergelijke uitspraak te doen. Dat geen nader onderzoek is verricht, betekent niet dat het medisch onderzoek onvolledig is geweest. Uit het medisch onderzoek is niet gebleken van aanknopingspunten voor de conclusie dat appellante niet met begeleiding met de trein kan reizen. Appellante heeft geen (medische) gegevens overgelegd waaruit het tegendeel kan worden opgemaakt. Uit de door haar ingediende stukken blijkt alleen dat zij niet zelfstandig met de trein kan reizen. De artsen van de FMMU zijn daar ook vanuit gegaan. De in hoger beroep ingediende stukken over een besluit op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 dateren deels van na het bestreden besluit en zien niet op de vraag of appellante met de trein kan reizen. Het betoog dat het medisch onderzoek onzorgvuldig is geweest, slaagt gezien het voorgaande niet.
4.3.
Dat het reizen met de trein voor appellante zeer belastend is, is geen omstandigheid om aan te nemen dat appellante, in afwijking van het beoordelingskader van het Indicatieprotocol, toch in aanmerking komt voor een hoog pkb.
4.4.
Uit wat onder 4.1 tot en met 4.3 is overwogen volgt dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak zal worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J.P.A. Boersma, in tegenwoordigheid van A.A.H. Ibrahim als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 9 oktober 2019.
(getekend) J.P.A. Boersma
(getekend) A.A.H. Ibrahim
md