ECLI:NL:CRVB:2019:3232
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake bijstandsverlening en terugvordering Participatiewet
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, waarin het beroep tegen het bestreden besluit van het college van burgemeester en wethouders van Tilburg ongegrond werd verklaard. Appellant ontving vanaf 24 februari 2009 bijstand op basis van de Participatiewet. Na een onderzoek door de gemeente Tilburg naar de rechtmatigheid van de bijstandsverlening, heeft het college op 7 juli 2017 de bijstand van appellant over een bepaalde periode ingetrokken en op 15 januari 2018 een bedrag van € 38.431,68 teruggevorderd. Appellant heeft op 1 februari 2018 bezwaar gemaakt tegen de inhouding van € 99,21 op zijn bijstand, maar niet tegen de besluiten tot intrekking en terugvordering. Het college heeft het bezwaar tegen de inhouding gegrond verklaard, maar het bezwaar tegen de intrekking en terugvordering niet. De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen dit besluit ongegrond verklaard.
In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat hij ook bezwaar heeft gemaakt tegen de intrekking en terugvordering. De Centrale Raad van Beroep heeft echter geoordeeld dat uit het bezwaarschrift niet blijkt dat appellant ook tegen deze besluiten bezwaar heeft gemaakt. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank, omdat het hoger beroep niet slaagt. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is gedaan door P.W. van Straalen, in tegenwoordigheid van R.I.S. van Haaren als griffier, en is openbaar uitgesproken op 8 oktober 2019.