ECLI:NL:CRVB:2019:3225

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
1 oktober 2019
Publicatiedatum
11 oktober 2019
Zaaknummer
17/7928 PW-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van boete wegens niet gemelde werkzaamheden voor uitzendbureau

Op 1 oktober 2019 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen de rechtbank Rotterdam. De zaak betreft een appellant die een boete van € 550,- heeft gekregen van het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam wegens het niet melden van werkzaamheden die hij heeft verricht voor een uitzendbureau. De appellant was niet aanwezig op de zitting, maar had telefonisch aangegeven dat hij niet kon komen omdat hij net terug was van vakantie. Hij had verzocht om uitstel van de behandeling, maar dit verzoek werd door de Raad afgewezen. De Raad oordeelde dat de appellant op de hoogte was gesteld van de zitting en dat er geen reden was om de behandeling uit te stellen.

De Raad heeft vastgesteld dat de appellant in de periode van 9 september 2013 tot en met 3 november 2014 werkzaamheden heeft verricht voor een uitzendbureau, maar deze niet heeft gemeld bij het college. Dit leidde tot de conclusie dat de appellant zijn inlichtingenverplichting heeft geschonden. De Raad wees erop dat de appellant ten onrechte dacht dat het uitzendbureau de loonstroken naar het college zou sturen, maar dat hier geen bewijs voor was. De opgelegde boete van € 550,- werd als evenredig beschouwd in relatie tot de ernst van de overtreding en de mate van verwijtbaarheid van de appellant. De Centrale Raad van Beroep bevestigde daarom de uitspraak van de rechtbank en wees een veroordeling in de proceskosten af.

Uitspraak

17.7928 PW-PV

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 27 oktober 2017, 16/8262 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam (college)
Datum uitspraak: 1 oktober 2019
Zitting heeft: P.W. van Straalen, als lid van de enkelvoudige kamer
Griffier: V.Y. van Almelo
Appellant is niet verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door
mr. R.J.M. Codrington.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen.
Appellant heeft voorafgaand aan de zitting telefonisch medegedeeld dat hij net terug van vakantie de uitnodiging voor de zitting heeft aangetroffen en niet kan komen. Hij heeft verzocht de behandeling van de zaak uit te stellen. Appellant is bij brief van 29 augustus 2019 op de hoogte gesteld van de behandeling van zijn zaak op 1 oktober 2019. De Raad ziet in de mededeling van appellant geen aanleiding de behandeling van de zaak uit te stellen en wijst het verzoek daartoe af.
Het gaat in deze zaak om het opleggen van een boete van € 550,- in verband met door appellant verrichte werkzaamheden voor een uitzendbureau, waarvan hij bij het college geen melding heeft gedaan.
Niet in geschil is dat appellant in de periode van 9 september 2013 tot en met
3 november 2014 werkzaamheden heeft verricht voor een uitzendbureau. Hij heeft van die werkzaamheden en de daaruit genoten inkomsten geen melding gedaan bij het college.
Het college heeft daarmee aangetoond dat appellant de op hem rustende inlichtingenverplichting heeft geschonden. Appellant kan van het niet nakomen van de inlichtingenverplichting een verwijt worden gemaakt. Hij stelt weliswaar dat hij dacht dat het uitzendbureau de loonstroken zou doorsturen naar het college, maar daarvan geven de stukken geen blijk, zodat hier verder aan wordt voorbijgegaan.
Het college was verplicht een boete op te leggen. De opgelegde boete van € 550,- is evenredig aan de ernst van de overtreding, de mate van verwijtbaarheid en de overige over appellant gebleken omstandigheden.
De Raad zal de aangevallen uitspraak daarom bevestigen.
Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat dan geen aanleiding.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier Het lid van de enkelvoudige kamer
(getekend) V.Y. van Almelo (getekend) P.W. van Straalen
sg