ECLI:NL:CRVB:2019:3220
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de geschiktheid tot arbeid van een appellant met voetklachten en andere gezondheidsproblemen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 25 september 2019 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant, die zich ziek had gemeld als docent met klachten van duizeligheid, flauwvallen en pijn op de borst. Appellant had zijn Ziektewet-uitkering aangevraagd, maar het Uwv beëindigde deze op basis van een medische beoordeling die hem geschikt achtte voor zijn werk. De rechtbank Overijssel had het beroep van appellant tegen deze beslissing ongegrond verklaard, wat appellant in hoger beroep aanvecht. Appellant stelt dat zijn voetklachten en andere gezondheidsproblemen zijn onderschat en verzoekt om inschakeling van een onafhankelijke deskundige. De Raad oordeelt echter dat appellant zijn klachten niet voldoende heeft onderbouwd en dat de medische beoordelingen van het Uwv zorgvuldig zijn uitgevoerd. De Raad bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en concludeert dat appellant medisch gezien in staat is om zijn werk als docent te verrichten. De Raad wijst erop dat er geen reden is om aan de deskundigheid van de Uwv-artsen te twijfelen en dat de door appellant ingebrachte stukken geen nieuwe medische informatie bevatten die zijn standpunt ondersteunt. De uitspraak bevestigt dat het hoger beroep niet slaagt en dat er geen proceskostenveroordeling plaatsvindt.