ECLI:NL:CRVB:2019:3192

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
8 oktober 2019
Publicatiedatum
8 oktober 2019
Zaaknummer
17-7648 PW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om individuele inkomenstoeslag en bijzondere bijstand voor aanschaf van huishoudelijke artikelen

Op 8 oktober 2019 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak van appellante tegen het dagelijks bestuur van Werkplein Drentsche Aa gemeenten. De zaak betreft een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 19 oktober 2017, waarin het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond werd verklaard. Appellante had een verzoek ingediend voor een individuele inkomenstoeslag en bijzondere bijstand voor de aanschaf van een stofzuiger en een koelkast. De Raad heeft vastgesteld dat appellante niet voldeed aan de inkomenseis van 120% van de bijstandsnorm, waardoor haar verzoeken zijn afgewezen. De Raad heeft de relevante wetgeving en verordeningen, zoals de Participatiewet en de Verordening individuele inkomenstoeslag gemeente Assen 2015, in overweging genomen. De Raad concludeert dat het dagelijks bestuur terecht geen rekening heeft gehouden met de feitelijke draagkracht van appellante, aangezien zij niet voldeed aan de inkomenseis. De beroepsgrond van appellante dat het dagelijks bestuur ten onrechte geen rekening heeft gehouden met haar eigen bijdrage, werd eveneens verworpen. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond.

Uitspraak

17.7648 PW

Datum uitspraak: 8 oktober 2019
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 19 oktober 2017, 16/3869 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
het dagelijks bestuur van Werkplein Drentsche Aa gemeenten (dagelijks bestuur)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. dr. K.A. Faber, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het dagelijks bestuur heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 juni 2019. Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. dr. Faber. Het dagelijks bestuur heeft zich laten vertegenwoordigen door J.W. Heidergott.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1.
Op 22 december 2015 heeft appellante bijzondere bijstand ingevolge de Participatiewet (PW) aangevraagd voor de aanschaf van kleding over de jaren 2012 tot en met 2015. Het dagelijks bestuur heeft deze aanvraag bij besluit van 22 januari 2016 afgewezen.
1.2.
Op 22 december 2015 heeft appellante bijzondere bijstand aangevraagd voor schoenen en reiskosten voor het jaar 2016. Bij besluit van 22 januari 2016 heeft het dagelijks bestuur de gevraagde bijstand toegekend onder aftrek van draagkracht van € 488,52.
1.3.
Op 31 december 2015 heeft appellante een individuele inkomenstoeslag aangevraagd. Bij besluit van 22 januari 2016 heeft het dagelijks bestuur deze aanvraag afgewezen.
1.4.
Op 31 december 2015 heeft appellante bijzondere bijstand voor de aanschaf van een koelkast en een stofzuiger aangevraagd. Bij besluit van 23 januari 2016 heeft het dagelijks bestuur deze aanvraag afgewezen.
1.5.
Bij besluit van 27 juli 2016 (bestreden besluit) heeft het dagelijks bestuur de bezwaren tegen de besluiten van 22 januari 2016 en 23 januari 2016 deels gegrond verklaard en alsnog bijzondere bijstand toegekend voor kleding over 2012 tot en met 2015 en de parkeerkosten over 2016. Daarnaast heeft het dagelijks bestuur de wettelijke rente over de nabetaling tot een bedrag van € 99,74 vergoed.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. In hoger beroep heeft appellante zich op de hierna te bespreken gronden tegen de aangevallen uitspraak gekeerd.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Gelet op overweging 2 van de aangevallen uitspraak zijn uitsluitend in geschil de afwijzing van een individuele inkomenstoeslag voor het jaar 2015 en de afwijzing van bijzondere bijstand voor de aanschaf van een koelkast en een stofzuiger. De beroepsgronden dat de toegekende vergoeding voor schoenen te laag is en dat niet alle reiskosten zijn vergoed behoeven daarom geen bespreking.
4.2.
Op grond van artikel 36, eerste lid, van de PW kan het college op een daartoe strekkend verzoek van een persoon van 21 jaar of ouder doch jonger dan de pensioengerechtigde leeftijd, die langdurig een laag inkomen en geen in aanmerking te nemen vermogen als bedoeld in artikel 34 heeft en geen uitzicht heeft op inkomensverbetering, gelet op de omstandigheden van die persoon, een individuele inkomenstoeslag verlenen.
4.3.
Artikel 3, eerste lid, van de Verordening individuele inkomenstoeslag gemeente Assen 2015 - zoals dat luidde ten tijde van belang - bepaalt dat de belanghebbende die:
a. een onafgebroken periode van 36 maanden aangewezen is geweest op een inkomen dat niet hoger is dan 120% van de voor hem geldende bijstandsnorm en die geen in aanmerking te nemen vermogen heeft als bedoeld in artikel 34 van de wet, en:
b. gelet op zijn krachten en bekwaamheden voldoende heeft gedaan om tot inkomensverbetering te komen, onverlet het bepaalde in artikel 36 van de wet, in aanmerking komt voor de individuele inkomenstoeslag.
4.4.
Artikel 5, eerste lid, van de Verordening individuele inkomenstoeslag gemeente Assen 2015 bepaalt dat het college in bijzondere gevallen kan afwijken van de bepalingen in deze verordening, indien toepassing van voornoemde verordening leidt tot onredelijkheid en onbillijkheid van overwegende aard.
4.5.
Artikel 4.1 van de Verordening meedoen gemeente Assen 2013 - zoals dat luidde ten tijde van belang - bepaalt dat tot de doelgroep van de witgoedregeling behoort de inwoner die onafgebroken 36 maanden een inkomen heeft dat niet hoger is dan 120% van de bijstandsnorm, en/of een vermogen bezit dat niet hoger is dan het vrij te laten vermogen zoals bedoeld in artikel 34 van de Wet werk en bijstand (thans: de Participatiewet).
4.6.
Artikel 6.1 van de Verordening meedoen gemeente Assen 2013 bepaalt dat het dagelijks bestuur in bijzondere gevallen kan afwijken van de bepalingen van deze verordening indien hij van mening is dat de aanvrager in bijzondere omstandigheden verkeert waardoor toepassing van deze verordening niet tot het beoogde of gewenste doel leidt.
4.7.
Niet in geschil is dat appellante een inkomen ontvangt dat hoger is dan 120% van de voor haar geldende bijstandsnorm. Appellante voldoet dan ook niet aan de voorwaarden om in aanmerking te komen voor een inkomenstoeslag noch voor bijzondere bijstand op grond van de Verordening meedoen gemeente Assen 2013. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat het dagelijks bestuur geen rekening heeft hoeven houden met de feitelijke draagkracht van appellante, maar uit mocht gaan van de inkomenseis van 120% van de bijstandsnorm. Omdat appellante niet voldoet aan de inkomenseis is een beoordeling van de individuele situatie van appellante dan ook niet meer aan de orde. Vergelijk de uitspraak van 16 mei 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:1825.
4.8.
Appellante heeft met een beroep op de hardheidsclausule aangevoerd dat het dagelijks bestuur ten onrechte geen rekening heeft gehouden met de eigen bijdrage die zij moet betalen. Deze beroepsgrond slaagt niet. De omstandigheid dat appellante eigen bijdrage moet betalen, leidt niet tot onredelijkheid en onbillijkheid van overwegende aard in de zin van artikel 5, eerste lid, van de Verordening individuele inkomenstoeslag gemeente Assen 2015. Voorts is hierin geen grond gelegen om op grond van artikel 6.1 van de Verordening meedoen gemeente Assen 2013 af te wijken van die verordening, omdat geen sprake is van bijzondere omstandigheden. Indien appellante extra kosten moet maken, heeft zij de mogelijkheid om voor noodzakelijke kosten van het bestaan zelfstandig bijzondere bijstand aan te vragen.
4.9.
Uit 4.1 tot en met 4.8 volgt dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak zal dan ook worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door E.C.R. Schut, in tegenwoordigheid van S.H.H. Slaats als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 8 oktober 2019.
(getekend) E.C.R. Schut
(getekend) S.H.H. Slaats