Uitspraak
19.711 AOW
OVERWEGINGEN
BESLISSING
- vernietigt de aangevallen uitspraak;
- wijst de zaak terug naar de rechtbank Amsterdam.
Centrale Raad van Beroep
Op 19 september 2019 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak van appellant, die in hoger beroep ging tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De rechtbank had het beroep van appellant tegen een besluit van de Sociale verzekeringsbank (Svb) niet-ontvankelijk verklaard, omdat het beroepschrift te laat zou zijn ingediend. Appellant had een aanvraag voor een ouderdomspensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW) ingediend, maar deze was door de Svb afgewezen. De Svb had het bestreden besluit op 2 januari 2018 verzonden, maar dit was niet naar de gemachtigde van appellant gestuurd, zoals vermeld in een eerdere brief van 18 december 2017. Hierdoor was het besluit niet op de voorgeschreven wijze bekendgemaakt, wat volgens de Algemene wet bestuursrecht (Awb) noodzakelijk is voor de aanvang van de beroepstermijn.
De Raad oordeelde dat de Svb ten onrechte het bestreden besluit niet naar de gemachtigde had gestuurd, waardoor de beroepstermijn niet was aangevangen. De enkele stelling van appellant dat hij het besluit pas op 8 maart 2018 had ontvangen, was onvoldoende om de tijdige ontvangst te betwijfelen. De Raad vernietigde de uitspraak van de rechtbank en wees de zaak terug naar de rechtbank Amsterdam voor een inhoudelijke beoordeling van het bestreden besluit. De Raad zag geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
Deze uitspraak benadrukt het belang van de juiste procedurele afhandeling van besluiten door bestuursorganen en de gevolgen van een onjuiste bekendmaking voor de ontvankelijkheid van beroepsprocedures.