ECLI:NL:CRVB:2019:315
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag maatwerkvoorziening voor verhuis- en inrichtingskosten wegens niet-rolstoelgeschikte woning
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 30 januari 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Amsterdam. De appellant had een aanvraag ingediend voor een maatwerkvoorziening in de vorm van een tegemoetkoming in de verhuis- en inrichtingskosten, welke was afgewezen door het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam. De afwijzing was gebaseerd op de voorwaarde dat de nieuwe woning volledig rolstoelgeschikt moest zijn, wat volgens het college niet het geval was. De appellant had een verhuurdersverklaring overgelegd waarin werd gesteld dat de woning rolstoelgeschikt was, maar het college oordeelde dat de woning niet voldeed aan de eisen van het Toetsingskader rolstoelwoningen 2009.
De rechtbank had het beroep van de appellant tegen de afwijzing ongegrond verklaard, en de appellant ging in hoger beroep. In hoger beroep voerde de appellant aan dat hij recht had op de tegemoetkoming op basis van de hardheidsclausule en het vertrouwensbeginsel. De Raad oordeelde echter dat de appellant niet had voldaan aan de voorwaarde van rolstoelgeschiktheid en dat de mededelingen van de woningstichting geen gerechtvaardigde verwachtingen konden scheppen over de geschiktheid van de woning. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.