ECLI:NL:CRVB:2019:3106
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Recht op nabestaandenuitkering ANW en verzekeringsstatus echtgenoot
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 26 september 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de rechtmatigheid van de afwijzing van een nabestaandenuitkering op basis van de Algemene nabestaandenwet (ANW). Appellante, woonachtig in Marokko, had een aanvraag ingediend voor een nabestaandenuitkering na het overlijden van haar echtgenoot, die eerder in Nederland had gewoond en een AOW-pensioen ontving. De Sociale verzekeringsbank (Svb) had de aanvraag afgewezen, omdat de echtgenoot ten tijde van zijn overlijden niet verzekerd was voor de ANW. De rechtbank Amsterdam had deze afwijzing bevestigd in een eerdere uitspraak.
In hoger beroep voerde appellante aan dat zij ziek was, twee minderjarige kinderen had te onderhouden en geen inkomsten had. Ze stelde dat haar echtgenoot recht had op een ANW-uitkering, omdat hij een uitkering ontving tijdens zijn leven. De Centrale Raad van Beroep oordeelde echter dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat de echtgenoot van appellante niet verzekerd was voor de ANW op het moment van zijn overlijden, aangezien hij niet meer in Nederland woonde of werkte. Het feit dat hij recht had op een AOW-pensioen was niet voldoende om aan te tonen dat hij verzekerd was voor de ANW.
Bovendien werd vastgesteld dat de echtgenoot niet vrijwillig verzekerd was voor de ANW en dat hij ook niet verzekerd was onder de Marokkaanse wetgeving. De Raad concludeerde dat er geen recht op een nabestaandenuitkering bestond, zowel op basis van de ANW als op basis van het verdrag tussen Nederland en Marokko. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.