ECLI:NL:CRVB:2019:3084

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
12 september 2019
Publicatiedatum
26 september 2019
Zaaknummer
18-1781 AOW-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van duurzaam gescheiden leven in het kader van de AOW

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 september 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de besluiten van de Sociale Verzekeringsbank (Svb) met betrekking tot de AOW-uitkeringen van appellanten. Appellanten, die gehuwd zijn, ontvingen een ouderdomspensioen op basis van de Algemene Ouderdomswet (AOW) voor ongehuwde pensioengerechtigden. De Svb concludeerde dat appellanten niet duurzaam gescheiden leven, wat leidde tot herziening van hun pensioen naar dat voor gehuwde pensioengerechtigden. De rechtbank Rotterdam had eerder de beroepen van appellanten ongegrond verklaard, en de Centrale Raad van Beroep bevestigde deze uitspraak.

De Raad oordeelde dat de Svb terecht tot de conclusie was gekomen dat appellanten niet duurzaam gescheiden leven. Dit oordeel was gebaseerd op verschillende feiten en omstandigheden, waaronder het regelmatig contact tussen appellanten, de betaling van diverse kosten door appellant voor appellante, het bestaan van een gezamenlijke bankrekening en het feit dat appellant de sleutel van de woning van appellante heeft. De Raad vond dat deze elementen niet konden worden genegeerd en dat ze wezenlijk bijdroegen aan de conclusie dat er geen sprake was van duurzaam gescheiden leven, zoals bedoeld in de AOW.

De Raad heeft ook aangegeven dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten. Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden, indien zij menen dat er sprake is van schending of verkeerde toepassing van de relevante bepalingen.

Uitspraak

18.1781 AOW-PV, 18/1793 AOW-PV

Datum uitspraak: 12 september 2019
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op de hoger beroepen tegen de uitspraken van de rechtbank Rotterdam van 2 maart 2018, 17/4172 en 17/4149 (aangevallen uitspraken)
Partijen:
[Appellante] te [woonplaats] (appellante) en [Appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
Zitting heeft: J.J.T. van den Corput
Griffier: E. Diele
Ter zitting op 12 september 2019 is voor appellanten mr. J. Oversluizen, advocaat, verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. P. Stahl-de Bruin.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraken.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen.
1.1.
Appellanten zijn gehuwd en ontvingen laatstelijk een ouderdomspensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW) voor een ongehuwde pensioengerechtigde. Hierbij ging de Svb ervan uit dat bij appellanten sprake was van duurzaam gescheiden leven als bedoeld in artikel 1, derde lid, aanhef en onder b, van de AOW.
1.2.
De Svb heeft onderzoek gedaan naar de woon- en leefsituatie van appellanten. In het kader van het onderzoek hebben appellanten tijdens de huisbezoeken van de Svb op hun adressen verklaringen afgelegd. De resultaten van het onderzoek zijn neergelegd in een rapport met bijlagen van 20 januari 2017. De onderzoeksresultaten waren voor de Svb aanleiding om bij besluiten van 25 januari 2017, in stand gelaten bij beslissingen op bezwaar van 6 juni 2017 (bestreden besluiten), het ouderdomspensioen van appellanten te herzien naar dat voor een gehuwde pensioengerechtigde, omdat uit het onderzoek is gebleken dat bij appellanten geen sprake is van duurzaam gescheiden leven.
2. Bij de aangevallen uitspraken heeft de rechtbank de beroepen ongegrond verklaard. De rechtbank heeft, onder verwijzing naar de vaste rechtspraak van de Raad geoordeeld dat uit de feiten en omstandigheden niet ondubbelzinnig blijkt dat bij appellanten sprake is van duurzaam gescheiden leven als bedoeld in artikel 1, derde lid, aanhef en onder b, van de AOW.
3. Appellanten hebben in de hoger beroepen opnieuw aangevoerd dat volgens hen wel sprake is van duurzaam gescheiden leven.
4. De Raad is met de rechtbank van oordeel dat de Svb terecht tot de conclusie is gekomen dat appellanten niet duurzaam gescheiden leven. Uit wat appellanten in het kader van het onderzoek tegenover de Svb hebben verklaard, blijkt dat zij nog regelmatig contact hebben, dat appellant diverse kosten, zoals verzekeringen en vaste lasten voor appellante betaalt, dat er een gezamenlijke bankrekening is en dat appellant de sleutel van de woning van appellante heeft. Reeds op grond van deze feiten en omstandigheden kan niet worden geconcludeerd dat appellanten duurzaam gescheiden leven. De toelichtingen van appellanten op de contacten en de financiële zaken die appellant voor appellante regelt, bieden geen aanknopingspunten voor een andersluidend oordeel. Aan bespreking van de grond over het waterverbruik, nog daargelaten de vraag in hoeverre dat van belang kan zijn in een situatie als de onderhavige waarbij niet in geschil is dat appellanten niet op hetzelfde adres wonen, komt de Raad niet toe.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier Het lid van de enkelvoudige kamer
(getekend) E. Diele (getekend) J.J.T. van den Corput
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de datum van verzending beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (Postbus 20303, 2500 EH Den Haag) ter zake van schending of verkeerde toepassing van bepalingen over het begrip duurzaam gescheiden leven.
md