ECLI:NL:CRVB:2019:3084
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van duurzaam gescheiden leven in het kader van de AOW
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 september 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de besluiten van de Sociale Verzekeringsbank (Svb) met betrekking tot de AOW-uitkeringen van appellanten. Appellanten, die gehuwd zijn, ontvingen een ouderdomspensioen op basis van de Algemene Ouderdomswet (AOW) voor ongehuwde pensioengerechtigden. De Svb concludeerde dat appellanten niet duurzaam gescheiden leven, wat leidde tot herziening van hun pensioen naar dat voor gehuwde pensioengerechtigden. De rechtbank Rotterdam had eerder de beroepen van appellanten ongegrond verklaard, en de Centrale Raad van Beroep bevestigde deze uitspraak.
De Raad oordeelde dat de Svb terecht tot de conclusie was gekomen dat appellanten niet duurzaam gescheiden leven. Dit oordeel was gebaseerd op verschillende feiten en omstandigheden, waaronder het regelmatig contact tussen appellanten, de betaling van diverse kosten door appellant voor appellante, het bestaan van een gezamenlijke bankrekening en het feit dat appellant de sleutel van de woning van appellante heeft. De Raad vond dat deze elementen niet konden worden genegeerd en dat ze wezenlijk bijdroegen aan de conclusie dat er geen sprake was van duurzaam gescheiden leven, zoals bedoeld in de AOW.
De Raad heeft ook aangegeven dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten. Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden, indien zij menen dat er sprake is van schending of verkeerde toepassing van de relevante bepalingen.