ECLI:NL:CRVB:2019:3082

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
12 september 2019
Publicatiedatum
26 september 2019
Zaaknummer
18-304 AOW-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van duurzaam gescheiden leven in het kader van de AOW

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 september 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de situatie van appellant, die een ouderdomspensioen voor ongehuwden ontving op basis van de Algemene Ouderdomswet (AOW). De Sociale verzekeringsbank (Svb) had het pensioen van appellant herzien naar dat voor een gehuwde pensioengerechtigde, omdat zij van mening was dat appellant niet duurzaam gescheiden leefde van zijn echtgenote. Dit besluit was gebaseerd op een onderzoek dat had aangetoond dat appellant en zijn echtgenote regelmatig contact hadden en elkaar om de drie weken zagen.

De rechtbank Overijssel had eerder het beroep van appellant tegen het besluit van de Svb ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat voor de beoordeling van duurzaam gescheiden leven niet alleen de gescheiden huishoudens relevant zijn, maar ook de feitelijke omstandigheden van de relatie tussen appellant en zijn echtgenote. De rechtbank concludeerde dat er geen ondubbelzinnige aanwijzingen waren dat appellant duurzaam gescheiden leefde.

In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat er wel degelijk sprake is van duurzaam gescheiden leven. De Centrale Raad van Beroep heeft echter de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd en geoordeeld dat de argumenten van appellant niet afdoen aan de vastgestelde feiten en omstandigheden. De Raad verwijst naar zijn eerdere uitspraak van 8 juli 2019, waarin werd geoordeeld dat er geen sprake was van duurzaam gescheiden leven tussen appellant en zijn echtgenote. Het verzoek van appellant om schadevergoeding werd afgewezen, en er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

18.304 AOW-PV

Datum uitspraak: 12 september 2019
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 8 december 2017, 17/997 (aangevallen uitspraak) en op het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
Zitting heeft: J.J.T. van den Corput
Griffier: E. Diele
Ter zitting op 12 september 2019 is appellant verschenen, bijgestaan door mr. K.E.G.H. van der Kolk. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. A. van der Weerd.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
  • bevestigt de aangevallen uitspraak;
  • wijst het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade af.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen.
1.1.
Appellant is gehuwd met [naam echtgenote]. Hij ontving laatstelijk een ouderdomspensioen voor een ongehuwde op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW). Hierbij ging de Svb ervan uit dat appellant duurzaam gescheiden leeft van zijn echtgenote als bedoeld in artikel 1, derde lid, aanhef en onder b, van de AOW.
1.2.
Bij besluit van 5 december 2016, in stand gelaten bij de beslissing op bezwaar van 7 maart 2017 (bestreden besluit), is het ouderdomspensioen van appellant met ingang van 1 december 2016 herzien naar dat voor een gehuwde pensioengerechtigde. De Svb heeft hiertoe besloten nadat uit onderzoek was gebleken dat appellant niet duurzaam gescheiden leeft van zijn echtgenote.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft voorop gesteld dat voor de beoordeling of sprake is van duurzaam gescheiden leven niet relevant is of al dan niet sprake is van gescheiden huishoudens. Verder heeft de rechtbank, onder verwijzing naar de vaste rechtspraak van de Raad over het toetsingskader bij artikel 1, derde lid, aanhef en onder b, van de AOW geoordeeld dat de Svb zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat uit de feiten en omstandigheden ten tijde hier van belang niet ondubbelzinnig blijkt dat sprake is van duurzaam gescheiden leven tussen appellant en zijn echtgenote. De rechtbank heeft hierbij onder meer het volgende van belang geacht. Appellant spreekt zijn echtgenote zo’n twee keer per week, zij zien elkaar een keer in de drie weken en verblijven dan zo’n twee tot drie dagen bij elkaar en gaan dan soms ook samen uit eten, de gezamenlijke boedel is nog niet verdeeld en staat nog bij appellant, en de contacten tussen appellant en zijn echtgenote kunnen niet als alleen zakelijk worden aangemerkt.
3. Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat volgens hem wel sprake is van duurzaam gescheiden leven.
4.1.
In zijn uitspraak van 8 juli 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:2471, heeft de Raad op het hoger beroep van de echtgenote van appellant geoordeeld dat tussen hen geen sprake is van duurzaam gescheiden leven. Het gaat bij appellant om dezelfde feiten en omstandigheden. Wat appellant in hoger beroep heeft aangevoerd doet niet af aan deze feiten en omstandigheden. De Raad onderschrijft dan ook wat hij in zijn uitspraak van 8 juli 2019 heeft overwogen en verwijst daar naar.
4.2.
Uit wat bij 4.1 is overwogen volgt dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt. Gelet hierop komt het verzoek van appellant om veroordeling tot vergoeding van schade niet voor inwilliging in aanmerking.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier Het lid van de enkelvoudige kamer
(getekend) E. Diele (getekend) J.J.T. van den Corput
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de datum van verzending beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (Postbus 20303, 2500 EH Den Haag) ter zake van schending of verkeerde toepassing van bepalingen over het begrip duurzaam gescheiden leven.
md