ECLI:NL:CRVB:2019:3078
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de medische geschiktheid van geselecteerde functies in het kader van WIA-uitkering
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 25 september 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Holland. De appellant, die als helpende A werkzaam was, had zich op 17 maart 2013 ziek gemeld en ontving een loongerelateerde WGA-uitkering op basis van de Wet WIA. Na een herbeoordeling door het Uwv, waarbij de appellant als 25,89% arbeidsongeschikt werd beoordeeld, werd zijn WIA-uitkering per 7 december 2016 beëindigd. De appellant was het niet eens met deze beslissing en heeft hiertegen bezwaar gemaakt, wat door het Uwv ongegrond werd verklaard.
De rechtbank heeft in haar uitspraak geoordeeld dat het medisch onderzoek zorgvuldig is uitgevoerd en dat er geen reden was om te twijfelen aan de conclusies van de verzekeringsarts bezwaar en beroep. De appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat de medische beoordeling niet recht doet aan zijn individuele omstandigheden en dat er onvoldoende rekening is gehouden met zijn klachten, waaronder evenwichtsstoornissen. Het Uwv heeft de bevestiging van de eerdere uitspraak bepleit.
De Centrale Raad van Beroep heeft de overwegingen van de rechtbank onderschreven en vastgesteld dat de appellant zijn standpunt niet met objectieve medische gegevens heeft onderbouwd. De Raad heeft geconcludeerd dat de geselecteerde functies in medisch opzicht geschikt zijn voor de appellant, ondanks zijn klachten. De uitspraak van de rechtbank is bevestigd, met verbetering van gronden.