ECLI:NL:CRVB:2019:3076
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging WGA-uitkering en geschiktheid van geselecteerde functies in medisch opzicht
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 25 september 2019 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de beëindiging van zijn WGA-uitkering door het Uwv. Appellant, die zich op 18 augustus 2008 ziek meldde wegens psychische klachten, had eerder een WGA-uitkering ontvangen die op 1 juni 2013 was stopgezet. Na een herbeoordeling in 2014 werd de uitkering opnieuw beëindigd omdat appellant minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Appellant voerde in hoger beroep aan dat onvoldoende rekening was gehouden met zijn beperkingen en dat de medische informatie niet eenduidig was. Hij verwees naar rapporten van psychologen die zijn standpunt ondersteunden.
De Raad oordeelde dat het oordeel van de door de rechtbank ingeschakelde deskundige, psychiater G.A. de Boer, overtuigend was en dat de rechtbank de door appellant aangevoerde gronden terecht had verworpen. De deskundige had een zorgvuldig onderzoek uitgevoerd en de beschikbare medische gegevens in zijn beoordeling betrokken. De Raad concludeerde dat de geselecteerde functies in medisch opzicht geschikt waren voor appellant en dat er geen aanleiding was om opnieuw een medische deskundige te benoemen. Het hoger beroep van appellant werd dan ook ongegrond verklaard en de aangevallen uitspraak werd bevestigd.