Uitspraak
18.4632 WIA
18 juli 2018, 18/1488 (aangevallen uitspraak)
Centrale Raad van Beroep
Op 25 september 2019 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen een beslissing van de rechtbank Amsterdam. De zaak betreft een appellant die bezwaar had gemaakt tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) van 1 november 2017, waarin werd vastgesteld dat hij met ingang van 17 november 2017 geen recht had op een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Appellant had op 14 december 2017 digitaal bezwaar gemaakt, maar het Uwv verklaarde dit bezwaar niet-ontvankelijk wegens overschrijding van de wettelijke bezwaartermijn van zes weken. De rechtbank Amsterdam heeft het beroep tegen deze beslissing ongegrond verklaard.
In hoger beroep heeft appellant betoogd dat de termijnoverschrijding verschoonbaar was, omdat hij het besluit niet goed had gelezen en de resultaten van een slaaponderzoek wilde afwachten voordat hij zijn bezwaarschrift indiende. Het Uwv heeft de bevestiging van de aangevallen uitspraak bepleit. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat appellant te laat bezwaar had gemaakt en dat er geen verschoonbare reden voor de termijnoverschrijding was. De Raad volgde de rechtbank in haar oordeel dat appellant tijdig een bezwaarschrift had kunnen indienen en dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar was.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd gedaan door rechter E.J.J.M. Weyers, in tegenwoordigheid van griffier G.D. Alting Siberg, en werd openbaar uitgesproken op 25 september 2019.