ECLI:NL:CRVB:2019:3072

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
25 september 2019
Publicatiedatum
25 september 2019
Zaaknummer
18/4632 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring bezwaar WIA door Uwv

Op 25 september 2019 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen een beslissing van de rechtbank Amsterdam. De zaak betreft een appellant die bezwaar had gemaakt tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) van 1 november 2017, waarin werd vastgesteld dat hij met ingang van 17 november 2017 geen recht had op een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Appellant had op 14 december 2017 digitaal bezwaar gemaakt, maar het Uwv verklaarde dit bezwaar niet-ontvankelijk wegens overschrijding van de wettelijke bezwaartermijn van zes weken. De rechtbank Amsterdam heeft het beroep tegen deze beslissing ongegrond verklaard.

In hoger beroep heeft appellant betoogd dat de termijnoverschrijding verschoonbaar was, omdat hij het besluit niet goed had gelezen en de resultaten van een slaaponderzoek wilde afwachten voordat hij zijn bezwaarschrift indiende. Het Uwv heeft de bevestiging van de aangevallen uitspraak bepleit. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat appellant te laat bezwaar had gemaakt en dat er geen verschoonbare reden voor de termijnoverschrijding was. De Raad volgde de rechtbank in haar oordeel dat appellant tijdig een bezwaarschrift had kunnen indienen en dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar was.

De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd gedaan door rechter E.J.J.M. Weyers, in tegenwoordigheid van griffier G.D. Alting Siberg, en werd openbaar uitgesproken op 25 september 2019.

Uitspraak

18.4632 WIA

Datum uitspraak: 25 september 2019
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
18 juli 2018, 18/1488 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 augustus 2019. Partijen zijn niet verschenen.

OVERWEGINGEN

1. Bij besluit van 1 november 2017 heeft het Uwv vastgesteld dat voor appellant met
ingang van 17 november 2017 geen recht is ontstaan op een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Appellant heeft op 14 december 2017 digitaal bezwaar gemaakt tegen dit besluit. Bij beslissing op bezwaar van 18 januari 2018 (bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van appellant niet-ontvankelijk verklaard wegens overschrijding van de wettelijke bezwaartermijn van zes weken. Hiertoe heeft het Uwv overwogen dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar was.
2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De
rechtbank heeft geconcludeerd dat het Uwv het bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.
3.1.
Appellant heeft in hoger beroep het oordeel van de rechtbank dat de
termijnoverschrijding niet verschoonbaar is, bestreden. Hij heeft gesteld dat hij het besluit van 1 november 217 niet goed heeft gelezen. Verder heeft hij gesteld dat hij de resultaten van een op 15 november 2017 ondergaan slaaponderzoek wilde afwachten om dit mee te sturen met het bezwaarschrift. Appellant heeft gesteld dat hij nog steeds ziek is.
3.2.
Het Uwv heeft bevestiging van de aangevallen uitspraak bepleit.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Tussen partijen is niet in geschil dat appellant te laat bezwaar heeft ingediend tegen het besluit van 1 november 2017. De bezwaartermijn liep tot en met 13 december 2017 en pas op 14 december 2017 heeft appellant een bezwaarschrift ingediend.
4.2.
De rechtbank wordt gevolgd in haar oordeel dat van een verschoonbare reden voor de termijnoverschrijding geen sprake is. Daarbij heeft de rechtbank er terecht op gewezen dat in het primaire besluit van besluit van 1 november 2017 is vermeld dat vóór 14 december 2017 een bezwaarschrift kan worden ingediend en dat dit ook digitaal kan. Uit wat appellant in hoger beroep heeft gesteld volgt niet dat hij buiten staat was, eventueel met hulp van derden, tijdig bezwaar te maken tegen het bestreden besluit. Dat appellant pas na ontvangst van de uitkomst van het slaaponderzoek een bezwaarschrift wenste in te dienen, maakt de termijnoverschrijding niet verschoonbaar. De rechtbank heeft met juistheid overwogen dat appellant tijdig een bezwaarschrift had kunnen indienen en daarin had kunnen vermelden dat hij dit later nog wilde aanvullen met nadere medische stukken.
4.3.
Gelet op het voorgaande slaagt het hoger beroep niet en dient de aangevallen uitspraak bevestigd te worden.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door E.J.J.M. Weyers, in tegenwoordigheid van G.D. Alting Siberg als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 25 september 2019.
(getekend) E.J.J.M. Weyers
(getekend) G.D. Alting Siberg
md