ECLI:NL:CRVB:2019:3071
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging WGA-uitkering en geschiktheid geselecteerde functies na medische beoordeling
In deze zaak gaat het om de beëindiging van de WGA-uitkering van appellant, die zich op 19 december 2011 ziek meldde wegens psychische klachten. Het Uwv kende appellant een loongerelateerde WGA-uitkering toe, maar beëindigde deze per 21 maart 2016, omdat appellant minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Appellant ging in hoger beroep tegen deze beslissing, waarbij hij stelde dat de medische grondslag van het besluit onjuist was. De rechtbank Rotterdam had eerder het beroep van appellant ongegrond verklaard, en het Uwv had zich gebaseerd op rapporten van verschillende deskundigen, waaronder psychiater P.J.H. Notten.
Tijdens de zitting in hoger beroep op 14 augustus 2019 was appellant niet aanwezig, maar het Uwv werd vertegenwoordigd door W.L.J. Weltevrede. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat er geen sprake was van psychiatrische problematiek op de datum in geding. De Raad onderschreef de conclusie van de rechtbank dat de geselecteerde functies voor appellant geschikt waren, en dat de arbeidsdeskundige voldoende had gemotiveerd dat de belasting van deze functies de belastbaarheid van appellant niet overschreed. De Raad bevestigde de aangevallen uitspraak en verklaarde het hoger beroep ongegrond.