ECLI:NL:CRVB:2019:3036
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging WIA-uitkering en medische beoordeling in hoger beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 18 september 2019 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de beslissing van de rechtbank Gelderland. Appellant, die sinds 19 januari 2010 uitgevallen is met psychische en lichamelijke klachten, was eerder in aanmerking gebracht voor een loongerelateerde WGA-uitkering op basis van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Het Uwv had zijn WIA-uitkering per 8 december 2015 beëindigd, omdat appellant minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat er onvoldoende beperkingen zijn aangenomen en dat de arbeidskundige beoordeling niet correct is. Hij heeft verzocht om benoeming van een deskundige om zowel het medische als het arbeidskundige deel van de schatting te beoordelen.
De Raad heeft de argumenten van appellant beoordeeld en geconcludeerd dat de rechtbank terecht oordeelde dat het bestreden besluit zorgvuldig tot stand is gekomen. De medische beoordeling werd als juist beschouwd, en de informatie van de psychiater Bracelly werd niet als nieuw medisch gegeven erkend. De Raad heeft vastgesteld dat de geselecteerde functies medisch passend zijn voor appellant en dat er geen reden is om te twijfelen aan de eerdere beoordelingen. De Raad heeft het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellant, die in totaal € 2.048,- bedragen, en heeft het Uwv opgedragen het griffierecht van € 170,- te vergoeden.