ECLI:NL:CRVB:2019:3026

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
20 september 2019
Publicatiedatum
20 september 2019
Zaaknummer
18/4948 WAO-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verzet
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep wegens verkeerd adresseren

Op 20 september 2019 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 18/4948 WAO-V. Het betreft een verzet tegen een eerdere uitspraak van de Raad, waarin het hoger beroep van appellant niet-ontvankelijk was verklaard. De appellant had zijn hogerberoepschrift verkeerd geadresseerd naar de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zonder het juiste postbusnummer te gebruiken. Hierdoor kon PostNL het stuk niet afleveren. De Raad oordeelde dat het risico van een verkeerde adressering voor rekening van de verzender komt. Appellant had ook de mogelijkheid om via Track&Trace te controleren of zijn aangetekende zending was aangekomen. De Raad concludeerde dat appellant in verzet geen nieuwe feiten of omstandigheden had aangedragen die zouden kunnen leiden tot een andere beslissing. Het verzet werd dan ook ongegrond verklaard, en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

Datum uitspraak: 20 september 2019
18/4948 WAO-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:55, zevende lid, en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 14 juni 2018, 17/6375 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen

PROCESVERLOOP

Bij uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht van 9 mei 2019 heeft de Raad het door appellant ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard.
Appellant heeft verzet gedaan.
Het verzet is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van 9 augustus 2019, waar beide partijen niet zijn verschenen.

OVERWEGINGEN

De uitspraak van de Raad van 9 mei 2019 berust op de overwegingen dat het hogerberoepschrift niet tijdig is ingediend en dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat appellant niet in verzuim is geweest.
De laatste dag waarop tijdig een hogerberoepschrift kon worden ingediend, was 8 augustus 2018. Appellant heeft, per post op 11 september 2018 bij de Raad binnengekomen, hoger beroep ingesteld. Daarmee staat vast dat het hogerberoepschrift niet tijdig is ingediend.
In verzet heeft appellant te kennen gegeven dat hij een verkeerd adres gebruikt heeft met het toezenden van het hogerberoepschrift, namelijk dat van rechtbank Zeeland-West-Brabant. Appellant stuurt een bewijs van aangetekende verzending mee waarop staat dat het verkeerde postbusnummer van de rechtbank Zeeland-West-Brabant is gebruikt. Ook voert appellant aan dat het voor hem onlogisch is dat een verkeerd postbusnummer zoveel impact heeft op zijn zaak.
De Raad is van oordeel dat appellant in verzet geen feiten of omstandigheden heeft aangevoerd op grond waarvan zou moeten worden geoordeeld dat appellant niet in verzuim is geweest. Het risico dat het poststuk de geadresseerde niet tijdig bereikt, komt voor rekening en risico van de verzender van dat poststuk. Appellant heeft het poststuk verkeerd geadresseerd. Hij heeft het poststuk naar de rechtbank Zeeland-West-Brabant gestuurd en daarbij niet het correcte postbusnummer van die rechtbank gebruikt, zodat PostNL het aldaar niet ter post heeft kunnen bezorgen. Verder had appellant kunnen checken door middel van Track&Trace of zijn aangetekend verstuurde hogerberoepschrift bij de ontvanger is aangekomen.
Dit betekent dat het verzet ongegrond wordt verklaard.
Voor een proceskostenveroordeling van het verzet is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door C.H. Bangma, in tegenwoordigheid van L.R. Daman als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 20 september 2019.
(getekend) C.H. Bangma
(getekend) L.R. Daman

VC