ECLI:NL:CRVB:2019:3023
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van arbeidsongeschiktheid in het kader van de Algemene nabestaandenwet (ANW) na beëindiging van nabestaandenuitkering
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 september 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Amsterdam. De appellant, die een nabestaandenuitkering ontving na het overlijden van zijn echtgenote, had bezwaar gemaakt tegen de intrekking van deze uitkering door de Sociale Verzekeringsbank (Svb) op grond van het bereiken van de leeftijd van achttien jaar door zijn jongste kind. De appellant stelde dat hij meer dan 45% arbeidsongeschikt was en dat zijn uitkering daarom niet had mogen worden beëindigd. De Svb had echter, na medisch en arbeidskundig onderzoek door het Uwv, geconcludeerd dat de appellant niet arbeidsongeschikt was in de zin van de ANW.
De Raad heeft de argumenten van de appellant in hoger beroep beoordeeld, waaronder zijn beperkingen door een slaapstoornis en kleurenblindheid. De Raad oordeelde dat de medische grondslag van de beslissing van de Svb deugdelijk was en dat de geselecteerde functies voor de appellant medisch gezien geschikt waren. De Raad bevestigde dat er geen wezenlijke beperkingen waren die de appellant belemmerden in het verrichten van arbeid, en dat de rechtbank de beroepsgronden van de appellant terecht ongegrond had verklaard.
De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige beoordeling van de arbeidsongeschiktheid en de noodzaak voor appellanten om voldoende bewijs te leveren voor hun claims. De Centrale Raad van Beroep bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en wees het verzoek van de appellant om een deskundigenonderzoek af, omdat er geen nieuwe medische gegevens waren die de eerdere bevindingen konden ondermijnen.