In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 17 januari 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep over de afwijzing van een nabestaandenuitkering aan appellante, die in verband met het overlijden van haar echtgenoot een uitkering had aangevraagd op basis van de Algemene nabestaandenwet (ANW). De Sociale verzekeringsbank (Svb) had de aanvraag afgewezen, omdat appellante minder dan 45% arbeidsongeschikt werd geacht. De Raad oordeelde dat het bestreden besluit op een toereikende medische grondslag berustte. Appellante was in staat geacht de door de arbeidsdeskundige geselecteerde functies te vervullen, die allemaal een uurloon hadden dat hoger was dan haar maatmanuurloon. De Raad heeft de argumenten van appellante, waaronder haar hartklachten en analfabetisme, niet gevolgd. De Raad concludeerde dat er geen noodzaak was voor nader medisch onderzoek, omdat eerdere onderzoeken geen objectieve medische oorzaken voor haar klachten hadden aangetoond. De Raad heeft ook overwogen dat de Svb de redelijke termijn in de procedure mogelijk heeft overschreden en heeft het onderzoek heropend om te beslissen over appellantes verzoek om schadevergoeding. De uitspraak bevestigt de eerdere beslissing van de rechtbank Amsterdam, die het beroep van appellante ongegrond had verklaard.