ECLI:NL:CRVB:2019:3004
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake doorlopend recht op WIA-uitkering en mate van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 18 september 2019 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de beslissing van het Uwv met betrekking tot zijn WIA-uitkering. Appellant, die sinds 2008 arbeidsongeschikt is, had eerder een loongerelateerde WGA-uitkering ontvangen, maar het Uwv had zijn mate van arbeidsongeschiktheid in 2013 vastgesteld op 58,6% en zijn uitkering per 16 juli 2014 beëindigd. Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat hij meer beperkingen heeft dan het Uwv heeft aangenomen en dat de functies die hem zijn voorgelegd niet passend zijn. De Raad heeft een deskundige benoemd om de medische beoordeling te herzien. Na het rapport van de deskundige heeft het Uwv zijn beslissing op bezwaar aangepast, waarbij de mate van arbeidsongeschiktheid is vastgesteld op 58,25%. De Raad heeft geoordeeld dat het Uwv de FML op juiste wijze heeft aangepast en dat appellant met inachtneming van zijn beperkingen de geselecteerde functies kan vervullen. De eerdere besluiten zijn vernietigd en het beroep tegen het nieuwe besluit van het Uwv is ongegrond verklaard. Tevens is het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellant.