ECLI:NL:CRVB:2019:300
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het recht op WIA-uitkering na herseninfarct en arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 31 januari 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de afwijzing van een WIA-uitkering aan appellant, die na een herseninfarct arbeidsongeschikt was verklaard. Appellant had zich op 19 november 2013 ziek gemeld en ontving op dat moment een werkloosheidsuitkering. Na een aanvraag voor een WIA-uitkering op 1 september 2015, heeft het Uwv vastgesteld dat appellant per 17 november 2015 geen recht had op een WIA-uitkering, omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Dit besluit werd na bezwaar door een verzekeringsarts en arbeidsdeskundige bevestigd, waarbij enkele beperkingen werden aangenomen maar de mate van arbeidsongeschiktheid niet veranderde.
De rechtbank Oost-Brabant heeft het beroep van appellant tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard, wat appellant in hoger beroep aanvecht. In hoger beroep herhaalt appellant zijn standpunt dat zijn vermoeidheids- en concentratieklachten niet adequaat zijn meegenomen in de beoordeling van zijn beperkingen. Hij verwijst naar een neuropsychologisch onderzoek van prof. dr. D.L. Fasotti, waarin zijn cognitieve vermoeidheid wordt aangekaart. Het Uwv heeft echter bevestigd dat de eerdere beoordelingen zorgvuldig zijn geweest en dat er geen reden is om aan de vastgestelde belastbaarheid te twijfelen.
De Centrale Raad van Beroep heeft de bevindingen van de verzekeringsarts en arbeidsdeskundige onderschreven en geconcludeerd dat het medisch onderzoek zorgvuldig is uitgevoerd. De Raad heeft vastgesteld dat er geen nieuwe informatie is die de eerdere conclusies over de belastbaarheid van appellant kan ondermijnen. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en wijst het verzoek om schadevergoeding af, evenals de proceskosten.