ECLI:NL:CRVB:2019:3
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering WIA-uitkering na beoordeling arbeidsongeschiktheid en geschiktheid voor functies
Op 2 januari 2019 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak van appellante, die in hoger beroep ging tegen de weigering van haar WIA-uitkering door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Appellante, werkzaam als schoonmaakster, had zich op 26 september 2012 ziek gemeld vanwege cardiale klachten en onderging een aortaklepvervanging. Ondanks haar medische problemen, waaronder psychische klachten, concludeerde de verzekeringsarts dat zij geschikt was voor geselecteerde functies. Het Uwv stelde vast dat appellante per 23 september 2015 minder dan 35% arbeidsongeschikt was, wat leidde tot de weigering van de WIA-uitkering. Appellante voerde aan dat het Uwv onvoldoende rekening had gehouden met haar beperkingen, maar de rechtbank oordeelde dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat er geen reden was om te twijfelen aan de FML. In hoger beroep herhaalde appellante haar bezwaren, maar de Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank, waarbij werd vastgesteld dat appellante in staat was om de geselecteerde functies te vervullen. De Raad oordeelde dat er geen nieuwe medische gegevens waren die de eerdere conclusies konden ondermijnen, en bevestigde de beslissing van de rechtbank dat het hoger beroep niet slaagde.