ECLI:NL:CRVB:2019:299
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
WIA-uitkering ten onrechte geweigerd; onvoldoende deugdelijke motivering van verzekeringsartsen over psychische klachten
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 31 januari 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De appellant, die zich ziek had gemeld met fysieke en psychische klachten, had een WIA-uitkering aangevraagd. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had vastgesteld dat appellant minder dan 35% arbeidsongeschikt was en had zijn aanvraag afgewezen. De rechtbank had het beroep van appellant tegen deze beslissing ongegrond verklaard, maar appellant was het hier niet mee eens en ging in hoger beroep.
De Raad oordeelde dat het oordeel van de verzekeringsartsen over de psychische klachten van appellant niet voldoende deugdelijk was gemotiveerd. De Raad constateerde dat er onvoldoende rekening was gehouden met de ernst van de psychische klachten en dat de besluitvorming van het Uwv niet kon worden gedragen door de geboden motivering. De Raad vernietigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en het besluit van het Uwv, en droeg het Uwv op om opnieuw op het bezwaar van appellant te beslissen, met inachtneming van de uitspraak van de Raad.
Daarnaast werd het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellant, die in totaal € 2.048,- bedroegen. De Raad bepaalde ook dat tegen de nieuwe beslissing van het Uwv slechts beroep bij de Raad kon worden ingesteld, om een voortvarende afdoening van het geschil te waarborgen.