ECLI:NL:CRVB:2019:297
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering WIA-uitkering na medische beoordeling en geschiktheid voor functies
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 31 januari 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. Appellante, die als taxichauffeuse heeft gewerkt, heeft een WIA-uitkering aangevraagd na uitval door gezondheidsklachten na een verkeersongeval. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft vastgesteld dat appellante met ingang van 7 oktober 2015 geen recht op een WIA-uitkering had, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Dit besluit is gebaseerd op medische rapporten van verzekeringsartsen.
De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen dit besluit ongegrond verklaard, waarbij zij oordeelde dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat de verzekeringsartsen geen onjuiste conclusies hadden getrokken. Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat het medisch onderzoek niet zorgvuldig was en dat er onvoldoende rekening was gehouden met haar beperkingen. Ze betwistte de geschiktheid van de geselecteerde functies en stelde dat er een noodzaak was voor een urenbeperking.
De Centrale Raad van Beroep heeft de gronden van appellante in hoger beroep beoordeeld en geconcludeerd dat de rechtbank terecht oordeelde dat de medische onderzoeken zorgvuldig waren en dat de conclusies van de verzekeringsartsen juist waren. De Raad heeft de aangevallen uitspraak bevestigd en geoordeeld dat er geen aanleiding was voor een veroordeling van het Uwv in de proceskosten van appellante.