ECLI:NL:CRVB:2019:2897
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekken en terugvorderen van bijstandsuitkering op basis van vermogen en inkomen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 3 september 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De appellant ontving van 9 april 2014 tot 1 oktober 2017 bijstand op basis van de Participatiewet. Het college van burgemeester en wethouders van Rijswijk heeft de bijstand van de appellant herzien en teruggevorderd, omdat de appellant een auto op naam had staan met een waarde die de vermogensgrens overschreed. Daarnaast zijn er kasstortingen op de bankrekening van de appellant geconstateerd die als inkomen zijn aangemerkt. De Raad heeft vastgesteld dat de appellant niet heeft aangetoond dat de auto niet zijn eigendom is en dat de kasstortingen niet zijn herleid naar eerder opgenomen bedragen. De Raad heeft de beslissing van het college om de bijstand in te trekken en terug te vorderen bevestigd, omdat de appellant niet voldeed aan de voorwaarden voor bijstandsverlening.