ECLI:NL:CRVB:2019:2862
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- A. Stehouwer
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake intrekking bijstandsverlening na opschorting wegens niet tijdig verstrekken van gegevens
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, waarin de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit van het college van burgemeester en wethouders van Tilburg ongegrond heeft verklaard voor zover het de intrekking van de bijstand betreft. Appellant ontving vanaf 6 mei 2014 bijstand op basis van de Participatiewet (PW) en heeft verzuimd om op verzoek van het college de benodigde gegevens te verstrekken. Het college heeft daarop de bijstand opgeschort en later ingetrokken. Appellant heeft geen bezwaar gemaakt tegen de opschorting en heeft in hoger beroep aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte zijn beroep tegen de besluiten van het college niet-ontvankelijk heeft verklaard. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat appellant geen bezwaar heeft gemaakt tegen de opschorting en dat het college bevoegd was om de bijstand in te trekken. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat appellant een verwijt kan worden gemaakt voor het niet tijdig aanleveren van de gevraagde gegevens. De beroepsgronden van appellant, waaronder de stelling dat er sprake was van misbruik van recht en schijn van partijdigheid, worden verworpen. De Raad concludeert dat het hoger beroep niet slaagt en bevestigt de aangevallen uitspraak.