ECLI:NL:CRVB:2019:2853
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de niet-ontvankelijkheid van bezwaar tegen zorgpremie door de Sociale verzekeringsbank
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 29 augustus 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Rotterdam. Appellant, die in Nederland woonde, had bezwaar gemaakt tegen de verplichting om zorgpremie te betalen, nadat hij in detentie in Frankrijk had gezeten. De Sociale verzekeringsbank (Svb) had het bezwaar van appellant niet-ontvankelijk verklaard en het verzoek om herziening van een eerder besluit afgewezen. De rechtbank had het beroep van appellant ongegrond verklaard, en de Centrale Raad van Beroep onderschrijft dit oordeel volledig. De Raad oordeelt dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden zijn aangedragen die een ander licht op de zaak werpen. De Svb is niet bevoegd om beslissingen te nemen over de premiebetaling voor de zorgverzekering, en het verzoek om herziening is terecht afgewezen. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.