ECLI:NL:CRVB:2019:2835
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.S. van der Kolk
- R.H. Koopman
- Rechtspraak.nl
Weigering WIA-uitkering op basis van medische grondslag en geschiktheid van functies
In deze zaak heeft appellante, die als doktersassistente werkte, zich na een auto-ongeluk op 26 november 2012 ziek gemeld met psychische en lichamelijke klachten. Op 9 oktober 2014 heeft zij een WIA-uitkering aangevraagd, maar het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft vastgesteld dat zij met ingang van 24 november 2014 geen recht heeft op een WIA-uitkering omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Het bezwaar van appellante tegen dit besluit werd door het Uwv ongegrond verklaard. De rechtbank Amsterdam heeft het beroep van appellante tegen dit besluit eveneens ongegrond verklaard.
In hoger beroep heeft appellante haar stelling dat de ernst van haar klachten is miskend, onderbouwd met gegevens van haar behandelaars. De Raad heeft een onafhankelijke verzekeringsarts benoemd om de belastbaarheid van appellante te beoordelen. Deze deskundige concludeerde dat appellante minder belastbaar is dan eerder vastgesteld, maar dat de functies die voor haar zijn geselecteerd in medisch opzicht geschikt zijn. De Raad oordeelde dat het Uwv terecht de mate van arbeidsongeschiktheid van appellante op minder dan 35% heeft vastgesteld en dat de WIA-uitkering terecht is geweigerd.
De Raad bevestigde de aangevallen uitspraak van de rechtbank, wees het verzoek om schadevergoeding af en veroordeelde het Uwv in de proceskosten van appellante tot een bedrag van € 2.048,-. De uitspraak werd openbaar gedaan op 28 augustus 2019.