ECLI:NL:CRVB:2019:2815
Centrale Raad van Beroep
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening voor extra jeugdhulp in de vorm van een pgb
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 augustus 2019 uitspraak gedaan over een verzoek om voorlopige voorziening van een verzoeker die extra jeugdhulp in de vorm van een persoonsgebonden budget (pgb) wilde ontvangen. De aanvraag was eerder door het college van burgemeester en wethouders van Aalsmeer afgewezen. De moeder van de verzoeker had zelf maatregelen genomen om de benodigde hulp en ondersteuning te bieden, door tijdelijk minder te gaan werken. De voorzieningenrechter oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat de situatie van de verzoeker onhoudbaar was en dat de eigen mogelijkheden van de ouders toereikend waren. De voorzieningenrechter benadrukte dat bij financiële aanspraken een hoge mate van waarschijnlijkheid vereist is dat de Raad in de hoofdzaak zal oordelen dat de eerdere uitspraak niet in stand kan blijven. Aangezien dit niet kon worden aangetoond, werd het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. De uitspraak werd gedaan in het openbaar en er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.