ECLI:NL:CRVB:2019:2801
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- M.A.H. van Dalen-van Bekkum
- J. Smolders
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het recht op kinderbijslag en de terugwerkende kracht
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 9 augustus 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de weigering van de Sociale Verzekeringsbank (Svb) om kinderbijslag toe te kennen aan appellant. De Svb had eerder besloten dat appellant geen recht had op kinderbijslag voor zijn kind, omdat hij niet voldeed aan de onderhoudseis. Appellant had bezwaar gemaakt, maar dit werd niet-ontvankelijk verklaard wegens overschrijding van de bezwaartermijn. In een later besluit heeft de Svb opnieuw vastgesteld dat appellant geen recht had op kinderbijslag voor de periode van het vierde kwartaal van 2011 tot en met het vierde kwartaal van 2012. Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat er sprake was van een bijzonder geval, maar de Raad oordeelde dat dit niet het geval was. De Raad bevestigde dat de maximale terugwerkende kracht voor de toekenning van kinderbijslag één jaar is, tenzij er bijzondere omstandigheden zijn die een uitzondering rechtvaardigen. De Raad concludeerde dat appellant niet had aangetoond dat hij door een niet aan hem toe te rekenen oorzaak niet in staat was om tijdig een aanvraag in te dienen. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.