ECLI:NL:CRVB:2019:2794
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag Wajong-uitkering wegens onvoldoende medische onderbouwing en niet meewerken aan deskundigenonderzoek
In deze zaak heeft appellante, geboren in 1991, op 22 april 2014 een aanvraag ingediend voor een Wajong-uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong 2010). Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft deze aanvraag op 30 juni 2014 afgewezen, omdat appellante in staat werd geacht meer dan 75% van het minimumloon te verdienen. Het bezwaar van appellante tegen deze afwijzing werd op 18 maart 2015 ongegrond verklaard. De rechtbank Midden-Nederland heeft in de aangevallen uitspraak het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard, waarbij werd overwogen dat de medische grondslag van het besluit zorgvuldig tot stand was gekomen.
In hoger beroep heeft appellante de juistheid van de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 26 mei 2014 betwist, met de stelling dat onvoldoende rekening is gehouden met haar slaapproblemen en het Free Running Rythm Disorder. Appellante heeft de oproep voor een deskundigenonderzoek afgezegd, omdat zij zich niet in staat achtte om te reizen. De Raad heeft vervolgens een deskundige benoemd, maar appellante heeft geen medische verklaring overgelegd die haar afwezigheid kon rechtvaardigen.
De Centrale Raad van Beroep heeft geoordeeld dat er geen medische grond is om andere beperkingen aan te nemen dan die in de FML zijn vastgesteld. De Raad heeft geconcludeerd dat het hoger beroep niet slaagt en de aangevallen uitspraak bevestigt. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.