ECLI:NL:CRVB:2019:2773
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens niet tijdig betalen griffierecht
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 21 augustus 2019 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. Het hoger beroep was ingediend door mr. S.A.J.T. Hoogendoorn, advocaat van appellant, tegen de uitspraak van 20 december 2018 (zaaknummer 18/3523). De Centrale Raad heeft vastgesteld dat het griffierecht van € 128,- niet binnen de gestelde termijn was betaald. Appellant was herhaaldelijk gewezen op de verplichting tot betaling van het griffierecht, maar heeft dit niet tijdig gedaan. Hierdoor kon de Centrale Raad niet anders concluderen dan dat het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk was. De Raad heeft in zijn overwegingen benadrukt dat op basis van de beschikbare gegevens niet kon worden geoordeeld dat appellant niet in verzuim was geweest. De uitspraak is gedaan door J.P.M. Zeijen, met K.R. van Renswoude als griffier. De beslissing is openbaar uitgesproken en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Tegen deze uitspraak staat voor belanghebbenden en het bestuursorgaan de mogelijkheid open om binnen zes weken schriftelijk verzet te doen.