ECLI:NL:CRVB:2019:2766
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging WGA-uitkering na herbeoordeling van arbeidsongeschiktheid
Op 21 augustus 2019 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak van appellante tegen het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) over de beëindiging van haar WGA-uitkering. Appellante, die eerder een loongerelateerde WGA-uitkering ontving, had zich ziek gemeld met psychische en lichamelijke klachten, waaronder de ziekte van Bechterew en fibromyalgie. Na een herbeoordeling door het Uwv, waarbij een verzekeringsarts haar belastbaarheid vaststelde, werd geconcludeerd dat appellante minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Dit leidde tot de beëindiging van haar uitkering per 6 maart 2017.
Appellante ging in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Den Haag, die het beroep tegen het bestreden besluit van het Uwv ongegrond had verklaard. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het medisch onderzoek door de verzekeringsartsen zorgvuldig was uitgevoerd en dat er voldoende rekening was gehouden met de lichamelijke klachten van appellante. De rechtbank had vastgesteld dat appellante geen medische informatie had ingediend die haar standpunt onderbouwde en dat de verzekeringsartsen adequaat hadden gemotiveerd hoe zij tot hun conclusies waren gekomen.
In hoger beroep herhaalde appellante haar bezwaren tegen de vaststelling van haar belastbaarheid, maar de Raad oordeelde dat het Uwv terecht had geconcludeerd dat appellante in staat was om meer dan 65% van haar maatmaninkomen te verdienen. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 21 augustus 2019.