ECLI:NL:CRVB:2019:2741

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
7 augustus 2019
Publicatiedatum
19 augustus 2019
Zaaknummer
18/2949 ZW-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van de uitspraak over arbeidsongeschiktheid en Ziektewet uitkering

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 7 augustus 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Rotterdam van 18 april 2018. De rechtbank had het beroep van appellante ongegrond verklaard tegen de beslissing op bezwaar van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) van 27 maart 2017. Dit besluit hield in dat appellante met ingang van 27 oktober 2016 geen recht meer had op een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW). De Centrale Raad bevestigt het oordeel van de rechtbank en stelt vast dat het Uwv zorgvuldig onderzoek heeft gedaan naar de beperkingen van appellante, die voortvloeien uit haar whiplashklachten.

De rechtbank heeft geen reden gezien om te twijfelen aan de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 9 augustus 2016. De functies die zijn gebruikt voor de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid zijn geschikt voor appellante. De Raad heeft geen aanleiding gezien om een onafhankelijke deskundige in te schakelen, aangezien appellante in hoger beroep geen nieuwe medische informatie heeft ingebracht die tot een ander oordeel zou moeten leiden. De Raad oordeelt dat er geen reden is om het onderzoek ter zitting aan te houden in afwachting van expertiserapporten, omdat er onvoldoende informatie is over de relevantie van het onderzoek dat door de neuroloog zou worden uitgevoerd.

De uitspraak is openbaar gedaan en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De griffier was verhinderd te ondertekenen, maar de voorzitter heeft de uitspraak getekend.

Uitspraak

18.2949 ZW-PV

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 18 april 2018, 17/2160 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Datum uitspraak: 7 augustus 2019
Zitting heeft: M. Greebe
Griffier: R.H. Budde
Ter zitting zijn verschenen: appellante, bijgestaan door mr. N. Desloover en het Uwv, vertegenwoordigd door mr. L.J.M.M. de Poel.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar en gebaseerd op de volgende overwegingen.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellante tegen de beslissing op bezwaar van 27 maart 2017 ongegrond verklaard. Bij dat besluit heeft het Uwv zijn beslissing gehandhaafd dat appellante met ingang van 27 oktober 2016 geen recht meer heeft op een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW). Dat is de uitkomst van een zogenoemde eerstejaars ZW-beoordeling.
Het oordeel van de rechtbank is juist. Het Uwv heeft zorgvuldig onderzoek gedaan naar de beperkingen van appellante als gevolg van haar whiplashklachten. De rechtbank heeft terecht geen reden gezien om te twijfelen aan de Functionele Mogelijkhedenlijst van
9 augustus 2016. De functies die zijn gebruikt voor de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid zijn voor appellante geschikt.
Er wordt geen reden gezien om een onafhankelijke deskundige in te schakelen.
Appellante heeft in hoger beroep geen medische informatie ingebracht die tot een ander oordeel zou moeten leiden.
Er is geen aanleiding het onderzoek ter zitting aan te houden teneinde de door appellante in het vooruitzicht gestelde expertiserapporten in de letselschadezaak af te wachten. Met name niet, omdat alleen de naam van de eerste door appellante in te schakelen deskundige, een neuroloog, bekend is en daarbij geen enkel inzicht bestaat of het aan hem op te dragen onderzoek voor deze zaak relevant zal zijn.
Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier De voorzitter
De griffier is verhinderd te ondertekenen. (getekend) M. Greebe

VC