ECLI:NL:CRVB:2019:2741
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Bevestiging van de uitspraak over arbeidsongeschiktheid en Ziektewet uitkering
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 7 augustus 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Rotterdam van 18 april 2018. De rechtbank had het beroep van appellante ongegrond verklaard tegen de beslissing op bezwaar van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) van 27 maart 2017. Dit besluit hield in dat appellante met ingang van 27 oktober 2016 geen recht meer had op een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW). De Centrale Raad bevestigt het oordeel van de rechtbank en stelt vast dat het Uwv zorgvuldig onderzoek heeft gedaan naar de beperkingen van appellante, die voortvloeien uit haar whiplashklachten.
De rechtbank heeft geen reden gezien om te twijfelen aan de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 9 augustus 2016. De functies die zijn gebruikt voor de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid zijn geschikt voor appellante. De Raad heeft geen aanleiding gezien om een onafhankelijke deskundige in te schakelen, aangezien appellante in hoger beroep geen nieuwe medische informatie heeft ingebracht die tot een ander oordeel zou moeten leiden. De Raad oordeelt dat er geen reden is om het onderzoek ter zitting aan te houden in afwachting van expertiserapporten, omdat er onvoldoende informatie is over de relevantie van het onderzoek dat door de neuroloog zou worden uitgevoerd.
De uitspraak is openbaar gedaan en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De griffier was verhinderd te ondertekenen, maar de voorzitter heeft de uitspraak getekend.