Uitspraak
17.7435 WIA
10 oktober 2017, 16/773 (aangevallen uitspraak)
mr. M.J.H.H. Fuchs.
OVERWEGINGEN
verzekeringsgeneeskundig onderzoek op zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. De rechtbank heeft erop gewezen dat de verzekeringsarts appellant heeft onderzocht en door appellant tijdens het spreekuurcontact verstrekte informatie over zijn psychische klachten en de problemen met zijn zoon heeft meegewogen. Ook heeft de verzekeringsarts informatie van de behandelend sector in zijn beoordeling betrokken. De rechtbank heeft er verder op gewezen dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep uitvoerig is ingegaan op de psychische klachten van appellant en nadere informatie van de psycholoog kenbaar in zijn beoordeling heeft betrokken. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep blijkt uit deze nadere informatie dat de diagnose niet geheel duidelijk is en dat ook niet geheel duidelijk is waar de diagnose op is gebaseerd. Wel is volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep duidelijk dat het door de verzekeringsarts verrichte psychische onderzoek geen afwijkingen opleverde en dat met name uit informatie van de huisarts een beeld ontstaat van een forse focus door appellant op lichamelijke klachten, waarbij de verzekeringsarts bezwaar en beroep het opstarten van psychotherapie in dat verband onderschrijft. In de boosheidsklachten van appellant, die volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep duiden op acceptatieproblematiek, en het ontaarden hiervan, maanden na de datum in geding, in stemmingsproblematiek heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep geen aanleiding gezien om op de datum in geding beperkingen in het persoonlijk en sociaal functioneren aan te nemen. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om te twijfelen aan de juistheid van de medische beoordeling. Ook heeft de rechtbank geen aanleiding gezien om aan te nemen dat de verzekeringsarts in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 29 oktober 2015 de functionele mogelijkheden van appellant niet correct heeft vastgesteld. De rechtbank is van oordeel dat het bestreden besluit berust op een juiste medische grondslag en dat appellant daarom per 30 november 2015 in staat moet worden geacht de geselecteerde functies te vervullen. Ten aanzien van de vaststelling van het maatmanloon heeft de rechtbank geen aanleiding gezien aan de conclusie van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep in het in beroep ingebrachte rapport van 18 april 2017 te twijfelen. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft gemotiveerd toegelicht dat de maatman de inpakker/sorteerder is en niet de heftruckchauffeur, waardoor volgens de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep de door appellant bedoelde toeslagen niet kunnen worden meegenomen bij de vaststelling van het maatmanloon.
BESLISSING
M.A.E. Lageweg als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op
8 augustus 2019.