ECLI:NL:CRVB:2019:270
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de lager vastgestelde persoonsgebonden budgetten en terugvordering door zorgkantoor
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan op de hoger beroepen van appellante tegen de uitspraken van de rechtbank Rotterdam. De zaak betreft de verlening en terugvordering van een persoonsgebonden budget (pgb) door Zilveren Kruis Zorgkantoor N.V. voor zorg op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ). Appellante had in eerste instantie een pgb van € 27.273,05 ontvangen, maar het zorgkantoor heeft dit bedrag later verlaagd naar € 11.110,70 en een terugvordering van € 16.162,35 ingesteld. De rechtbank heeft de besluiten van het zorgkantoor bekrachtigd, waarop appellante in hoger beroep is gegaan.
De Raad heeft vastgesteld dat appellante niet heeft voldaan aan de verplichtingen zoals neergelegd in artikel 2.6.9 van de Regeling subsidies AWBZ (Rsa). Het zorgkantoor was bevoegd om het pgb lager vast te stellen en de terugvordering te effectueren. De Raad heeft geoordeeld dat de activiteiten die appellante heeft ondernomen, zoals het vergroten van haar sociale netwerk, niet als begeleiding in de zin van artikel 6 van het Besluit zorgaanspraken AWBZ (Bza) kunnen worden aangemerkt. De Raad heeft geconcludeerd dat het zorgkantoor op basis van de beschikbare informatie de omvang van de verleende zorg correct heeft vastgesteld.
De uitspraak van de rechtbank is bevestigd, en het hoger beroep tegen de eerste uitspraak is niet-ontvankelijk verklaard. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.