ECLI:NL:CRVB:2019:267
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake weigering WIA-uitkering na langdurige arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 30 januari 2019 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de weigering van een WIA-uitkering door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Appellant, die eerder als productiemedewerker werkzaam was, had zich op 24 december 2013 ziekgemeld vanwege fysieke en later ook psychische klachten. Na 104 weken arbeidsongeschiktheid heeft het Uwv vastgesteld dat appellant met ingang van 22 december 2015 minder dan 35% arbeidsongeschikt was, waardoor hij geen recht had op een WIA-uitkering. Na bezwaar heeft het Uwv in augustus 2016 besloten dat appellant wel recht had op een loongerelateerde WGA-uitkering, maar dit besluit werd door de rechtbank Gelderland in januari 2017 ongegrond verklaard.
In hoger beroep heeft appellant zijn standpunt herhaald dat het medisch onderzoek onzorgvuldig was en dat er verdergaande beperkingen zijn die niet zijn erkend. De rechtbank had echter geoordeeld dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat de verzekeringsartsen alle relevante informatie hadden meegenomen. De Centrale Raad van Beroep heeft de overwegingen van de rechtbank onderschreven en geconcludeerd dat de door appellant ingediende stukken geen aanleiding gaven voor een ander oordeel. De Raad heeft vastgesteld dat de geselecteerde functies medisch gezien passend zijn voor appellant, en dat er voldoende mogelijkheden tot vertreden zijn in deze functies.
De uitspraak bevestigt de eerdere beslissing van de rechtbank en wijst het hoger beroep van appellant af. Er zijn geen gronden voor een veroordeling in de proceskosten, en de uitspraak is openbaar gedaan.