Uitspraak
18.3629 ZVW, 18/4204 ZVW
CAK
OVERWEGINGEN
BESLISSING
- bevestigt de aangevallen uitspraak;
- bepaalt dat van CAK een griffierecht van € 508,- wordt geheven.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 31 juli 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van het CAK met betrekking tot de bestuursrechtelijke premie van betrokkene. De rechtbank had eerder geoordeeld dat er geen aanleiding was voor het opleggen van een dwangsom wegens niet-tijdig beslissen op het bezwaar van betrokkene, omdat tegen de brief van 3 februari 2017 geen bezwaar openstond. Betrokkene was hiervan op de hoogte. Het CAK had in hoger beroep aangevoerd dat de rechtbank de brief van 3 februari 2017 ten onrechte als primair besluit had aangemerkt, maar de Raad oordeelde dat de rechtbank dit niet als een besluit in de zin van de Awb had gekwalificeerd. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep van zowel betrokkene als het CAK niet slaagde. De Raad concludeerde dat er geen dwangsom verschuldigd was, omdat het bezwaar van betrokkene niet-ontvankelijk was verklaard. De uitspraak benadrukt de noodzaak van rechtsbescherming en de voorwaarden waaronder een dwangsom kan worden opgelegd in bestuursrechtelijke procedures.