ECLI:NL:CRVB:2019:2582
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake WIA-uitkering en belastbaarheid van appellante na psychische klachten
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) met betrekking tot haar WIA-uitkering. Appellante, die als verpleegkundig zorgcoördinator werkte, heeft zich in 2012 ziek gemeld met psychische klachten. Na een onderzoek door een verzekeringsarts in 2014 werd vastgesteld dat zij volledig arbeidsongeschikt was. In 2015 heeft appellante zich opnieuw ziek gemeld, waarna het Uwv concludeerde dat haar arbeidsongeschiktheid was afgenomen en haar WIA-uitkering per 26 december 2015 werd beëindigd. Appellante heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het Uwv verklaarde dit ongegrond. De rechtbank Oost-Brabant heeft het beroep van appellante tegen dit besluit ongegrond verklaard, waarna appellante in hoger beroep ging.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en de eerdere uitspraak van de rechtbank onderschreven. De Raad oordeelde dat het Uwv zorgvuldig onderzoek heeft verricht en dat de belastbaarheid van appellante niet onjuist is ingeschat. De expertise van psychiater E. Plomp, die door appellante in hoger beroep werd ingediend, leidde niet tot een ander oordeel. De Raad concludeerde dat er geen aanleiding was om een deskundige te benoemen en dat de geduide functies voor appellante geschikt zijn. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen.