ECLI:NL:CRVB:2019:2575

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
1 augustus 2019
Publicatiedatum
1 augustus 2019
Zaaknummer
18/4638 AW-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep inzake griffierecht

Op 1 augustus 2019 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 18/4638 AW-V. Deze uitspraak betreft het verzet van appellante tegen een eerdere beslissing van de Raad, waarin het hoger beroep van appellante niet-ontvankelijk was verklaard. De Raad oordeelde dat appellante in verzet geen nieuwe feiten of omstandigheden heeft aangevoerd die zouden kunnen leiden tot de conclusie dat zij niet in verzuim was. De zaak is behandeld tijdens een zitting op 20 juni 2019, waar beide partijen niet aanwezig waren.

De eerdere uitspraak van 31 januari 2019 was gebaseerd op het feit dat het griffierecht niet tijdig was betaald, ondanks dat appellante op de verschuldigdheid hiervan was gewezen. In het verzet heeft appellante aangegeven dat zij niet in staat was het griffierecht te voldoen vanwege een gebrek aan inkomen. De Raad heeft echter geoordeeld dat appellante geen gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid om een beroep op betalingsonmacht te doen, wat haar situatie niet heeft veranderd.

Uiteindelijk heeft de Centrale Raad van Beroep het verzet ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter B.J. van de Griend en griffier E. Stumpel.

Uitspraak

Datum uitspraak: 1 augustus 2019
18/4638 AW-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:55, zevende lid, en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 25 juni 2018, 17/2774 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (minister)

PROCESVERLOOP

Bij uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht van 31 januari 2019 heeft de Raad het door appellante ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard.
Appellante heeft verzet gedaan.
Het verzet is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van 20 juni 2019, waar beide partijen niet zijn verschenen.

OVERWEGINGEN

De uitspraak van de Raad van 31 januari 2019 berust op de overwegingen dat het griffierecht niet binnen de bij - aangetekend verzonden - brief van 2 oktober 2018 gestelde termijn is betaald en dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat appellante niet in verzuim is geweest.
In verzet heeft appellante te kennen gegeven dat zij niet in staat is om het griffierecht te voldoen aangezien zij geen inkomen heeft.
De Raad is van oordeel dat appellante in verzet geen feiten of omstandigheden heeft aangevoerd op grond waarvan zou moeten worden geoordeeld dat zij niet in verzuim is geweest. Appellante is in de eerste nota van 1 september 2018, waarin zij werd gewezen op de verschuldigdheid van het griffierecht, gewezen op de mogelijkheid om een beroep op betalingsonmacht te doen. Deze mogelijkheid heeft appellante ongebruikt gelaten.
Dit betekent dat het verzet ongegrond wordt verklaard.
Voor een proceskostenveroordeling van het verzet is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door B.J. van de Griend, in tegenwoordigheid van E. Stumpel als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 1 augustus 2019.
(getekend) B.J. van de Griend
(getekend) E. Stumpel
lh