In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan op de hoger beroepen van appellante tegen de uitspraken van de rechtbank Gelderland. Appellante, die sinds 30 december 2011 arbeidsongeschikt is, heeft in het verleden een WGA-uitkering ontvangen. Het Uwv heeft na herbeoordelingen de mate van arbeidsongeschiktheid vastgesteld op 64,97% en later op 65,63%. Appellante heeft betoogd dat zij volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is en dat er onvoldoende rekening is gehouden met haar klachten. De rechtbank heeft in eerdere uitspraken geoordeeld dat het Uwv zorgvuldig onderzoek heeft verricht en dat de FML's adequaat zijn opgesteld. De Centrale Raad van Beroep heeft deze oordelen onderschreven en vastgesteld dat er geen reden is om te twijfelen aan de conclusies van de verzekeringsartsen. De Raad heeft geoordeeld dat de rechtbank op juiste gronden heeft geoordeeld dat het Uwv de mate van arbeidsongeschiktheid van appellante terecht heeft vastgesteld. De hoger beroepen zijn ongegrond verklaard en de verzoeken om vergoeding van wettelijke rente zijn afgewezen.