Uitspraak
17.7167 WIA
28 september 2017, 17/1785 (aangevallen uitspraak)
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 31 juli 2019 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de beslissing van het Uwv om haar WGA-uitkering te beëindigen. Appellante, die sinds 2010 ziek is, ontving een loongerelateerde WGA-uitkering, maar het Uwv heeft haar arbeidsongeschiktheid vastgesteld op minder dan 35% en de uitkering per 25 juli 2016 beëindigd. De rechtbank Den Haag had eerder het beroep van appellante ongegrond verklaard, waarbij werd overwogen dat er een zorgvuldig medisch onderzoek was verricht en dat er geen aanleiding was voor het inschakelen van een onafhankelijke deskundige.
Appellante voerde in hoger beroep aan dat de besluitvorming onzorgvuldig was, omdat aanvullende medische informatie niet was voorgelegd aan de verzekeringsarts bezwaar en beroep. Ze stelde dat haar klachten onvoldoende waren meegenomen in de beoordeling, en dat er meer beperkingen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) hadden moeten worden aangenomen. De Raad heeft echter geoordeeld dat de rechtbank terecht heeft vastgesteld dat de medische beoordeling door het Uwv juist was en dat er geen reden was om aan te nemen dat appellante meer beperkt was dan vastgesteld.
De Raad heeft de argumenten van appellante niet overtuigend geacht en heeft de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De Raad concludeerde dat de geselecteerde functies voor appellante passend waren en dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldig medisch onderzoek en de rol van de verzekeringsarts in de beoordeling van arbeidsongeschiktheid.