Uitspraak
18 5502 PW
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
12 januari 2018 in haar levensonderhoud heeft voorzien.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft appellante op 15 december 2017 een aanvraag voor bijstand ingevolge de Participatiewet ingediend. Het dagelijks bestuur van de Regionale Dienst Werk en Inkomen Kromme Rijn Heuvelrug heeft appellante verzocht om diverse bankgegevens en verklaringen te overleggen om haar recht op bijstand vast te stellen. Appellante heeft niet tijdig of volledig aan deze verzoeken voldaan, wat heeft geleid tot het besluit van 16 februari 2018 om de aanvraag buiten behandeling te stellen. Dit besluit werd later door het college in een bestreden besluit bevestigd. De rechtbank Midden-Nederland heeft het beroep van appellante tegen dit besluit ongegrond verklaard.
In hoger beroep heeft appellante betoogd dat zij niet in staat was om de gevraagde gegevens tijdig te overleggen en dat het dagelijks bestuur niet duidelijk genoeg was over welke gegevens ontbraken. De Centrale Raad van Beroep heeft echter geoordeeld dat appellante niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij redelijkerwijs niet over de gevraagde gegevens kon beschikken. De Raad heeft vastgesteld dat de opgevraagde gegevens essentieel waren voor de beoordeling van de aanvraag en dat appellante de gelegenheid had om de aanvraag aan te vullen. De Raad heeft de aangevallen uitspraak van de rechtbank bevestigd, waarbij het hoger beroep van appellante niet slaagde.