ECLI:NL:CRVB:2019:2504
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Buiten behandeling laten van aanvraag wegens niet ingeleverde bankafschriften
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 juli 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant. De zaak betreft de buitenbehandelingstelling van een aanvraag voor bijstandsverlening van appellant, die op 10 oktober 2017 was ingediend. Het college van burgemeester en wethouders van Eindhoven had de aanvraag buiten behandeling gelaten omdat appellant niet tijdig de gevraagde bankafschriften had ingeleverd. De ontbrekende bankafschriften betroffen rekeningen bij zowel de ING als de Rabobank, en het college had deze gegevens nodig om de financiële situatie van appellant te kunnen beoordelen.
De Centrale Raad oordeelde dat het college terecht had besloten de aanvraag niet te behandelen, aangezien appellant niet alle gevraagde gegevens binnen de gestelde termijn had ingediend. De Raad benadrukte dat recente bankgegevens essentieel zijn voor een goede beoordeling van de aanvraag, vooral in het kader van bijstandsverlening. Appellant had slechts enkele bankafschriften van de ING-rekening overgelegd, terwijl het college om meer gegevens had gevraagd. De Raad stelde vast dat het ontbreken van deze gegevens een compleet beeld van de financiële situatie van appellant verhinderde.
De Raad bevestigde de aangevallen uitspraak en oordeelde dat het hoger beroep niet slaagde. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de kosten. De uitspraak werd in het openbaar uitgesproken, en de griffier en het lid van de enkelvoudige kamer hebben het proces-verbaal ondertekend.